t?
186
187
a
X
FRANK LEENHOUTS
FRANK LEENHOUTS
Soms denk ik wel eens dat het leven in Vlaande
ren een kwaliteit bezit die in Holland ontbreekt.
Een soort slordigheid misschien, de mensen heb
ben er minder de neiging om zichzelf lang achter
elkaar erg serieus te nemen.
Het is eigenlijk een religieus gevoel geloof ik,
zoals dat naar voren komt in een opmerking die
ik bij een rondleiding hoorde in de St Bavo in
Denk je ooit nog terug te zullen keren naar
Zeeuws-Vlaanderen, of naar Vlaanderen?
De grootste portretschilders zijn meteen de
grootste schilders-, ik denk daarbij aan Velas
quez, Rembrandt en Frans Hals. Een uitzonde-
Afb. 2: Portret van een
bekende Zeeuw: PJ.
Verkruijsse, 1992.
•Je schildert tegenwoordig voornamelijk portret
ten en soms stillevens. Vroeger schilderde je
ook nog wel eens abstracte werken (of schilde
rijen die men voor abstract kon houden).
Waarom schilder je niet meer abstract, en
waarom gaat je voorkeur uit naar het portret?
Ik vond bij mijn bezoeken aan Sluis het land-
schap erg mooi, anders dan de amorfe, door
flats, tuinbouw en industrie geruïneerde land
schappen van Holland. Je zou verwachten dat
iemand die in een mooi landschap opgroeit en
er regelmatig in verkeert, daar wel eens een af
beelding van maakt. Maar ik heb nog nooit een
landschap van jouw hand gezien.
Ik heb geen idee. Voor zover ik weet, en dat is
eigenlijk wel een criterium voor een mentaliteit
geloof ik, bestaan er geen grappen over de Zeeu
wen zoals die bestaan over bijvoorbeeld de Gro
ningers. Zoals deze: twee Groningers lopen langs
het spoor. Ze vinden een arm. Geen woord. Even
later een been. Verderop een hoofd. Na nog een
kwartiertje stilte zegt de één ’Dat was Kees. Zou
’m wat overkoomn zijn?’ Of het eerste wat de
Groningse boer tegen God zei toen hij geschapen
was? ’Ga van mien land af. Je moet natuurlijk
ook oppassen met grapjes over zeerovers en sla
venhandelaars, dat waren het ook ja, de Zeeu
wen. Ze zijn er zelfs mee begonnen geloof ik.
Aan de andere kant schijnt het dat een virulent
soort Schots calvinisme er een voet aan de grond
heeft gehad. Zo zou je misschien een Zeeuwse
mentaliteit kunnen omschrijven: Naar buiten een
harde schaal van fatsoen, maar binnen een zie
dend pragmatisme. Een soort schaaldierachtig
heid. In Sluis bijvoorbeeld zijn alle winkels open
op de dag des Heren, maar de dominee moet
door de week geen al te menselijke trekjes verto
nen.
andere is beschrijving. De schilders die je noemt
zijn natuurlijk allemaal beroemd om hun verfbe-
handeling. Ik geloof dan ook dat het verschil tus
sen Vermeer en Freud enerzijds, en Velasquez,
Rembrandt en Frans Hals anderzijds een verschil
is in literaire interpretatie van hun werkelijkheid,
grofweg analoog aan ’Darstellung’, objectieve,
'publieke’ weergave bij de eersten, hoewel Freud
erop staat dat een schilder zijn instinct volgt, en
’Vorstellung’, subjectieve voorstelling bij de laat-
sten, maar het meest bij Rembrandt. Je zou kun
nen zeggen dat Vermeer de apotheose is van de
zeventiende-eeuwse neiging - en dit was typisch
Hollands - om het nieuwe, half natuurkundige,
half alchemistische begrip van de wereld vast te
leggen in plaatjes, met gebruik van nieuw tech
nisch vernuft, de microscoop bijvoorbeeld, of in
midden. Het is een stad met een veel rijkere so
ciale textuur dan ik tot dan toe gekend had. Mijn
herinnering heeft het natuurlijk bijgekleurd, maar
als de avond viel, en het dagelijkse Gent was in
geslapen, liep je ’s nachts rond in het verder dro
mend onderbewustzijn van België. Je ontmoette
er Katangahuurlingen met hun verhalen, hypnoti
seurs, bij de nonnen weggelopen meisjes, voor
amada (alle macht aan de arbeiders) colporte
rende juristen, Hollandse flamencofanaten, je
hoorde er de prachtigste muziek. Het was wel
anders, ja. Ik had er veel rapid eye movements,
en dronk er zwaar bier.
De criticus Bernard Berenson zei in een beroemd
essay dat je in de kunst twee aspecten kunt on
derscheiden, namelijk materiaalbehandeling, een
decoratief aspect, en het imitatieve, illustratieve
aspect. Met andere woorden, je hebt verf, al het
In vervolg hierop: zie jij een herkenbare
Zeeuwse mentaliteit? Zoals men het wel heeft
over een steile Groninger of een bourgondi-
sche Brabander. Zeeland is van oudsher sterk
op Engeland georiënteerd geweest, bovendien
zijn de Zeeuwen altijd zeerovers geweest, ei
landbewoners. Zelf zie ik het eerste-kamerlid
Luteijn als een exponent van wat je een
Zeeuwse mentaliteit zou kunnen noemen.
ring is Vermeer. Zijn afbeeldingen waar mensen
op staan kun je nauwelijks portretten noemen.
Het viel me op dat zijn gezichten vaak ’on
scherp’ zijn. Als we nu een door jou bewon
derde schilder nemen: Lucian Freud, dan zie je
dat die, net als Vermeer, het verschil opheft tus
sen voor- en achtergrond, levende en dode
dingen. Hebben we hier te doen met een be
paalde manier van kijken, of geven deze schil
ders daarmee een opvatting over de wereld die
uitstijgt boven het schildermatige?
Volgens Dali is het onderwerp in de schilderkunst
slechts voorwendsel, maar bij mij heeft het por
tret altijd een belangrijke plaats ingenomen. De
eerste kunstenaar die aan mijn horizon verscheen
was een uitstekend portretschilder, van Vosselen
uit België, die af en toe in Sluis exposeerde, ik
heb altijd ook portretten geschilderd, ook toen ik
wat meer aansluiting zocht bij de moderne
canon, en zelfs toen probeerde ik ’realistisch’ te
schilderen, alleen niet in de zin van Courbet’s ’re
alisme is democratie in de kunst’. De menselijke
figuur is een constant ijkpunt voor mij, picturaal
gezien, maar het portret is nog meer. Het is ook
een half instinctief oordeel dat je velt over ie
mand, en daarin blijken allerlei excursies naar
kennisgebieden buiten de schilderkunst plotse
ling heel vruchtbaar. Daarnaast is een portret ook
voor een deel een neerslag van de relatie die ont
staat tussen schilder en model.
Aardenburg. Het schip van de kerk wordt onder
steund door een aantal pilaren, gelijk van vorm,
op één na. ’Het kan zijn dat de middeleeuwers
dat expres gedaan hebben,’ zei de gids, ’vanuit
de gedachte dat perfectie slechts aan God voor
behouden is.’ De Vlaamse steden en dorpen heb
ben er hun patina door gekregen. Altijd aange
veegd, nooit gedweild, zou je zeggen.
Misschien ga ik nog wel terug, ja, als ik mijn
vriendin ervan kan overtuigen dat Italië eigenlijk
onder de Schelde begint. Ik zal wel steeds probe
ren er een pied-a-terre te houden.
Ik zie niet dat er een wezenlijk verschil zou zijn
tussen landschap en portret. Heeft het gezicht
ook geen vlaktes en heuvels, bossen en meren
en (glimlacht) ruïnes? Leven er geen wilde dieren
soms? Maar misschien is de herinnering altijd ge
koppeld gebleven aan de kiespijn die ik toen
had, die ene keer dat ik het probeerde.