MET CULTUUR IN ZEE A.M.P. Kaashoek I 193 192 MET CULTUUR IN ZEE Zoveel mogelijk met eigen middelen Cultuurnota Reactie van het bestuur. Is het Zeeuws Genootschap van cultureel belang voor de provincie? In een uitvoerige schriftelijke reactie heeft het be stuur de bovenstaande bezwaren ten aanzien van de nota onder de aandacht van Gedeputeerde Staten van Zeeland gebracht en tevens zijn teleur stelling en bezorgdheid geuit. Bij deze reactie is een lijst met subsidie-wensen gevoegd om niet uit de subsidie-boot te vallen nu de provincie voor een periode van vier jaren de budgetten wil gaan vaststellen. Wil het genootschap met cultuur in zee? Op deze manier beslist niet. Dan liever doorvaren op het meer dan tweehonderd jaar oude en toch telkens nieuwe kompas van onze zinspreuk ’Non sordent in undis’. Desalniettemin moet de provincie het genootschap in zicht krij gen en houden. Perming van het Genootschap met het embleem en de zin spreuk. Voorstelling van de zeven vrije kunsten op een rots in de zee als symbool voor het beoefenen van kun sten en wetenschappen door het Genootschap. De zin spreuk Non sordent in undis betekent: Zij worden niet ge minacht in Zeeland. De beschaving van een land of streek wordt veelal afgemeten aan de mate waarin een cultuur zich kon ontwikkelen. Ook Zeeland heeft in het verleden perioden gekend waarin de kunsten en wetenschappen tot grote bloei konden komen. Wij kunnen er trots op zijn dat in de Zeeuwse musea nog veel terug te vinden is van dit rijke verleden. Cultuur en welvaart gaan vaak samen. Een bloeiende economie kan de voorwaarden scheppen voor kunstenaars en wetenschappers om tot grote prestaties te geraken. zou een inventarisatie op hoofdlijnen gegeven moeten worden welke aspecten van cultuur waar en in welke vorm aanwezig zijn. Vervolgens kan dan met deze achtergrondinformatie een provin ciaal beleid worden ontwikkeld waarbij men uit een zet op welke wijze men het bestaande in- stand denkt te houden, welke elementen in aanmerking komen voor vernieuwing en welke ontwikkelingen gestimuleerd dienen te worden in de komende vier jaar. Op deze wijze zou het pro vinciebestuur van Zeeland een goede beleidsnota kunnen samenstellen, zonder prioriteit te geven aan de bezuinigingen. Hoewel de genoemde activiteiten grotendeels uit eigen middelen (contributies, bijdragen van be gunstigers, donateurs, giften) bekostigd worden, gaan sommige uitgaven de draagkracht van het genootschap te boven. Dan wordt een beroep gedaan op subsidiënten, zoals bijvoorbeeld de provincie. Dat gebeurt bij bijzondere publikaties, de aankoop van objecten voor onze Verzamelin gen (onlangs de beroemde Roman-atlas voor de Zelandia Illustrata), de jaarlijkse studiedagen van de werkgroep Historie en Archeologie, de con certen van de werkgroep Muziek, jubileumten toonstellingen en -congressen enz. Geen woord en cijfer daarover in de nota. Kennelijk wordt deze vraag door de provincie ontkennend beantwoord. In geen van de beleids vormen wordt van het Zeeuws Genootschap ge wag gemaakt. Hier wreekt zich de eenzijdige aandacht van de samenstellers voor het financiële (lees: het subsidiabele) aspect van de Zeeuwse cultuursectoren. Dat er ook nog vrijwilligersorga nisaties zijn die onder vaak moeilijke financiële omstandigheden cultureel werk van hoog niveau en bijzondere kwaliteit verrichten, is de provincie kennelijk ontgaan. Dit valt des te meer op omdat in de nota het criterium ’kwaliteit’ voor het reali seren van het nieuwe beleid als eerste uitgangs punt genoemd wordt. En kwaliteit kan men niet ontzeggen aan de vele activiteiten die in de werkgroepen en commissies van het Zeeuws Ge nootschap ontplooid worden. Frequent verschij nen publikaties over Zeeuwse onderwerpen. Het eigen tijdschrift ’Zeeland’ bevordert niet alleen de onderlinge samenhang van de geledingen van het genootschap, maar is ook dienstbaar aan onze hoofddoelstelling: Wetenschap te beoefenen en kennis te verbreiden. Jaarlijks worden concer ten gegeven, studiedagen en excursies georgani seerd, studies verricht, lezingen gehouden en - niet te vergeten - de genootschapscolleges gege- geven, die een toenemend aantal deelneners trekken de colleges kunstgeschiedenis van het cursusjaar 1992/1993 werden door gemiddeld 140 personen per college bezocht). Niet in de laatste plaats draagt het genootschap als ontvanger van schenkingen en als bruikleen gever aanzienlijk bij in het bewaren en beheren van Zeeuws cultureel erfgoed. Vele Zeeuwen hebben terecht het geruststellende gevoel dat hun cultuurbezit (boeken, schilderijen, bijzondere Zeeuwse objecten enz.) bij overdracht aan het genootschap in vertrouwde handen komt en blijft. In de nota vindt men van deze bijdragen van het genootschap aan de cultuur in Zeeland niets terug. Bij de provincie prevaleert het finan cieel belang kennelijk boven het cultureel belang. nodig? De nevel trekt enigszins op wanneer ge sproken wordt van ’beperkte financiële mogelijk heden’, het ’maken van keuzes’, het ’stellen van prioriteiten’ en een ’taakverdeling tussen de pro vincie en de Zeeuwse gemeenten. Het gaat blijk baar om geld. En jawel, het rookgordijn verdwijnt geheel waar de financiën ter sprake komen. De algemene doelstelling van het provinciaal beleid luidt: ’Het zorgdragen voor de instandhou ding, de vernieuwing en de ontwikkeling van een zo gevarieerd mogelijk, kwalitatief goed cul tureel aanbod in Zeeland, alsmede voor een zo groot mogelijke publieksparticipatie’. Deze doel stelling kan rekenen op de sympathie van het ge nootschap, tenminste, indien de doelstelling ook zou worden vertaald in concreet beleid. Dit nu is het grote manco van de nota. De vernieuwing en de ontwikkeling, de kwaliteit en de publieksparti cipatie zijn in deze nota afwezig. Instandhouding en afwenteling van verant woordelijkheden zijn de kenmerken van dit ge schrift. Het provinciaal bestuur laat geen enkele onduidelijkheid bestaan over het financiële kader. Letterlijk wordt gesteld dat bij het opstellen van deze nota de nul-lijn gehanteerd is. Het provin ciale budget zal in de komende vier jaar niet structureel toenemen. Deze financiële beperking maakt keuzes noodzakelijk om gewenste veran deringen te kunnen realiseren. Als wij de door het provinciaal bestuur ge wenste veranderingen nader analyseren, komen wij al snel tot de conclusie dat dit stopzetting en vermindering van subsidies betekent. Bovendien worden verantwoordelijkheden afgewenteld naar de verschillende gemeenten. Er zijn nauwelijks pogingen ondernomen om in het verlengde van de eerder omschreven doelstelling enige vorm te geven aan vernieuwing en ontwikkeling. Dat is een gemiste kans. Het was beter geweest wanneer in deze nota een evaluatie van het tot op heden gevoerde be leid was gegeven, een korte uiteenzetting van de hoofdlijnen van het overheidsbeleid (een cultuur nota) en dat vervolgens werd aangegeven op welke punten al dan niet overeenstemming be stond met de Zeeuwse culturele situatie. Tot slot Hoe is het nu met de hedendaagse cultuur en de welvaart gesteld? Na de wederopbouw van Ne derland na de Tweede Wereldoorlog groeide de economie sterk en werd een zeer goed sociaal zekerheidsstelsel opgebouwd. Wij moeten ons nu realiseren dat de grenzen van de verzorgingsstaat zijn bereikt en dat naar oplossingen gezocht moet worden die het financiële draagvlak van onze welvaartstaat verstevigen. Om dit te bereiken wordt in vele sectoren gezocht naar mogelijke bezuinigingen. Ook op het gebied van de cultuur moet wor den bezien of bepaalde situaties wenselijk zijn en of het beheer van ons cultuurbezit doelmatig ge beurt. Indien de bezuinigingen op cultuur een grens bereiken waardoor het beheer van ons kunstbezit in gevaar komt, zodat waardevolle ontwikkelingen op cultuurgebied niet mogelijk zijn en particulier initiatief wordt ontmoedigd, ko men wij op een hellend vlak. Het is vanuit dit gezichtspunt dat de cultuurnota van het provinciaal bestuur van Zeeland door het Zeeuws Genootschap met meer dan normale aandacht is bestudeerd. Het provinciebestuur heeft, blijk gevend van een voortreffelijke demo cratische gezindheid, het beleidsplan toegestuurd aan de belanghebbende organisaties en het komt daarmee een compliment toe. In de nota ’Met cultuur in zee’ geeft het zijn beleidsvisie over kunsten en het cultuurbehoud in de periode 1993 tot en met 1996. De samenstellers achten het ’anno 1992 zinvol de hoofdlijnen (van het cul tuurbeleid, red.) opnieuw te bezien in verband met van belang zijnde ontwikkelingen’. Een keur van prachtige doelstellingen en voor treffelijke uitgangspunten wordt in de nota opge- somd, die in het verleden ook al golden maar nu de herbezinning moeten ondersteunen. Begrip pen als instandhouding, vernieuwing, variatie, kwaliteit, spreiding, toegankelijkheid en samen werking, trekken in bonte optocht voorbij alsof we die niet eerder hadden zien passeren. Waarom is dan herbezinning en een nieuw beleid

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 14