I
V’
194
195
ARCHEOLOGICA ZELANDICA
-
V
ARCHEOLOGICA ZELANDICA
J.A. Trimpe Burger
Gemmen uit de Romeinse tijd in Zeeland
Gemme
strand
Foto:
Afb.
met
3
i
Het Zeeuws Genootschap bezit een zeer be
scheiden collectie gemmen, waarvan een zestal
afkomstig is uit landen rond de Middellandse
Zee. Ze zijn beschreven door de vroegere conser
vatrice van het Genootschap, M.G.A. de Man, in
de Catalogus der Numismatische Verzameling van
1907 (p. 373), onder het hoofdstuk ’Gesneden
2, links:
Minerva;
Westerschouwen
Krakeel, Zierikzee.
Er zijn tot nu toe dertien gemmen bekend die op
of in de Zeeuwse bodem zijn gevonden. Uit Aar
denburg zijn er zeven afkomstig, van het strand
Domburg-Oostkapelle vier, uit Poortvliet één, en
van het strand van Westenschouwen ook één.
Gemmen zijn meestal ovale siersteentjes met een
plat vlak waarin figuren zijn gesneden. Ze zijn
gemaakt van halfedelstenen, maar in plaats daar
van werden dikwijls ’steentjes’ van gekleurde
glaspasta gebruikt.
Gemmen - niet te verwarren met een ’camee’
(Fr.) met opgesneden figuren - werden in meta
len vingerringen gevat en niet alleen als sieraad
gebruikt, doch ook als zegelring, om iemands
persoonlijk zegel ergens in te kunnen drukken,
bijvoorbeeld in was. De gegraveerde afbeeldin
gen zijn soms heel mooi, maar vaker uitgespro
ken primitief. Het zijn meestal voorstellingen van
góden en godinnen, mythische figuren, mensen,
dieren en voorwerpen met een religieus of my
thologisch karakter. Als halfedelstenen werden
onder andere gebruikt amethyst, jaspis, onyx en
kornalijn. De zegelringen waren kostbare bezit
tingen die lang binnen de familiekring bleven. De
datering van de periode waarin de ring met ge
graveerde steen werd gemaakt, berust op de be
oordeling van stijl en techniek. Aangezien gem
men altijd begeerde verzamelobjecten zijn
geweest en niet zelden secundair weer in sie
raden werden verwerkt, zijn vooral de vondstom-
standigheden van doorslaggevende betekenis
voor de datering van afzonderlijke siersteentjes.
rechtse van de drie, die stellig ooit een gemme
heeft bevat, kan heel goed van Romeinse ouder
dom zijn, maar de herkomst van deze ring is vol
gens Macaré helemaal duister.
Minder duister, maar toch enigszins problema
tisch is de vondst van een gemme (afb. 2) in een
oude, venige laag op het strand van Westerschou
wen. De gemme werd vóór 1940 ontdekt door
wijlen J.M. de Nooyer en bevindt zich thans in de
studiecollectie van zijn schoonzoon, J. Schot, be
kend als coördinator van het vissen op fossiele
botten in de Zeeuwse wateren voor het illustere
genootschap ’Kor en Bot’. De ovale gemme van
het strand van Schouwen heeft aan beide zijden
een voorstelling van een Athene/Minerva-buste
naar rechts. Een beeltenis aan weerszijden van de
gemme en de aanwezigheid van een richel op de
zijkant doet vermoeden dat de siersteen niet in
een ring, maar in een medaillon gemonteerd is
geweest. Volgens mevrouw M. Zilverberg, numis-
mate bij Jacques Schulman B.V., is een gemme in
deze vorm uit de Romeinse tijd onbekend, maar
gezien de oppervlaktebeschadiging van de steen,
de voorstelling (vergelijk M. Maaskant-Kleibrink,
Catalogus of the Engraved Gems in the Royal Coin
Cabinet, nrs. 651 en 652) en de vondstomstandig-
heden is het goed mogelijk dat hij uit de Ro
meinse tijd stamt. De gemme van het strand van
Westerschouwen is gemaakt van blauwachtige,
witgrijze chalcedoon, een mikrokristallijne
kwartsvariëteit. Deze halfedelsteen was volgens
mevrouw Zilverberg als amulet in de oudheid
zeer gewild tegen geesteszwakte en zwaarmoe
digheid. De op de gemme afgebeelde Minerva is
gekleed in een aegis. Op het lange, in de nek
vallende haar, draagt ze een Romeinse helm
waarop een stervormig ornament voorkomt.
Afb. 3, rechts: Bronzen
ring met steen van glas
pasta; godin Victoria;
Aardenburg, Gemeente
lijk Archeologisch Mu
seum. Foto: R.O.B.,
Amersfoort.
De vindplaats van de Schouwse gemme ligt in
de omgeving van het verloren gegane dorp Wes
terschouwen; ter plaatse komen venige lagen
voor waarin meer vondsten uit het begin van
onze jaartelling zijn gedaan, o.a. een fragment
van een met reliëfs versierde terra sigillata-kom
uit het midden van de tweede eeuw.
Bij Poortvliet op het eiland Tholen is in de zo
mer van 1987 bij een proefopgraving in een
woonniveau uit de Romeinse tijd door leden van
de AWN afdeling Zeeland een losse gemme ge
vonden van kornalijn (zie R.M. van Heeringen,
Archeologische kroniek van Zeeland over 1987,
in: AZG 1988, blz. 136-137 en afb. 1). Op de
ovale gemme (breedte 11 mm, lengte 16 mm) is
de ingesneden afbeelding te zien van een bok
die een lichthuisje omverduwt. De gleufvor
mige insnijdingen zijn aangebracht door gebruik
making van een snel draaiend slijpwieltje, een
toegepaste techniek die ook te zien is op één van
de te Aardenburg gevonden gemmen (afb. 7).
Deze grove techniek van bewerken begint in het
laatst van de tweede eeuw en betreft meestal het
inkerven van dierfiguren.
In het West Zeeuws-Vlaamse Aardenburg zijn
sedert 1961 zeven gemmen voor de dag geko
men, waarvan er drie nog in een (bronzen) ring
waren gevat. Uit de binnendiameter van een ring
kan onder enig voorbehoud afgeleid worden of
de betreffende ring aan een man, een vrouw of
een kind heeft toebehoord. Als die diameter meer
is dan 18 mm hebben we stellig met een man-
nenring te doen. Een binnenwijdte van minder
dan 14 mm duidt op een kinderring. Het is echter
twijfelachtig of middelgrote ringen met een dia
meter van 16 mm altijd aan een vrouw moeten
worden toegeschreven. Romeinse mannen droe-
Steenen’. Omdat het hier niet uit Zeeland afkom
stige archeologica betreft, laten we deze collectie
buiten beschouwing.
In de muntenverzameling van het Genootschap
moeten zich ergens vier gemmen bevinden die in
de jaren tussen 1865 en 1910 op het strand tussen
Domburg en Oranjezon zijn gevonden door mej.
M.G.A. de Man. Ten tijde van het voorbereiden
en schrijven van dit artikel voor Archeologica Ze-
landica over de in Zeeland verzamelde gemmen
bleken de bewuste siersteentjes echter niet aan
wezig te zijn in het Muntenkabinet, waar ze zou
den zijn opgeborgen. Een siersteentje (inv. nr.
2121A) betreft een losse, ovale gemme (22 x 19
mm) van kornalijn waarop de kop (naar links)
van een Romeinse keizer met lauwerkrans. Blij
kens een aantekening in het oud-archief van het
Genootschap is de (baardeloze) keizerskop mo
gelijk die van keizer Hostilianus (250-251 n. Chr.).
De meningen over de datering van deze
gemme lopen uiteen: ’waarschijnlijk laat-Romeins’
(dr. W.C. Braat) en ’18e eeuw’ (prof. dr. A.N. Za-
doks-Josephus Jitta). De andere gemmen van het
strand Domburg-Oranjezon (inv. nrs. 2121 B, C,
D) zijn van roodachtige, doorschijnende glaspasta
(waarschijnlijk bedoeld als een nabootsing van
kornalijn). De ingesneden figuren zijn volgens
het oud-archief onduidelijk: ’een vogel?’ en ’men
selijke figuren?’. De datering die eraan wordt ge
geven is laat-Romeins.
Vermeldenswaard zijn in verband met dit arti
kel zeker ook de drie zegelringen - afkomstig van
het strand tussen Domburg en Oostkapelle - die
C.A. Rethaan Macaré (1838) zo fraai heeft afge-
beeld in zijn ’Verhandelingen over de bij Dom
burg gevonden munten’ (afb. 1, 1-3); voor een
uitvoerige beschrijving zie F. Henkel (1913), nrs.
1379 en 1384. Aangezien de nauwkeurige vondst-
omstandigheden (stratigrafie) niet bekend zijn, is
het moeilijk de zegelringen te dateren; de meest
Afb. 1, 1-3: Zegelringen
van het strand tussen
Domburg en Oostka
pelle; naar Rethaan
Macaré, 1838, Pl. V, 1-3.
B U'