198
199
VERZAMELINGEN
J.M. Moraal
VERZAMELINGEN
Afb. 2: De narwal.
De Narwal (Monodon monoceros, Linnê)
het Zeeuws Museum blijkt hoe willekeurig
De tand
i
het Zeeuws Genootschap in het Zeeuws Museum. Foto: W. Riemens.
Symboliek
nada en Alaska. De wetenschappers weten nog
betrekkelijk weinig van deze diersoort. Men kan
de dieren meestal slechts waarnemen tijdens
lange tochten, die grote lichamelijke inspannin
gen vergen en aanzienlijke financiële investerin
gen.
1
Volwassen mannetjes kunnen bijna vijf meter lang
en 1400 kilogram zwaar worden. Ze zijn onge
veer een kwart groter dan de vrouwtjes. Ze on
derscheiden zich ook van de vrouwelijke dieren
door een ivoren stoottand, die links door de bo
venlip dringt en die de vrouwtjes zelden bezitten.
Nog minder komt het voor dat mannelijke of
vrouwelijke dieren aan beide kanten in de bo-
Afb. 1: De narwaltand van
Uit de inhoud van twee kasten in de Genootscbapszaal van
men i
te ’s-Gravenpolder werd geschonken, is de tand
zien van een zilveren knop.
in vroeger tijden verzamelde. Eén object van de verzameling, dat in 1824 door de heer M. Slabber
van een narwal. Deze tand is 1,56 meter lang, en voor-
De narwal (Monodon monoceros) en de zeekana-
rie (Delphinapterus leucas) behoren samen tot de
familie der Monodontidae (eentandigen). Teza
men met dolfijnen, bruinvissen en potvissen, zijn
ze ingedeeld bij de onderorde der Odontoceti. De
Odontoceti (tandwalvissen) en de Mystacoceti
(balein, baardwalvissen) vormen de orde Ceta
cea, walvissen.
Het typische uiterlijk van narwaltanden is in
het verleden aanleiding geweest tot allerlei spe
culaties over de plaats waar de tand op of in de
schedel voorkomt. De levenswijze van de dieren
en het verband dat er zou bestaan met de le
gendarische eenhoorn hebben echter ook altijd
de nieuwsgierigheid geprikkeld.
De narwal leeft in het arctisch milieu, in de wa
teren en onder het ijs van Groenland, Noord-Ca-
De narwal wordt wel geassocieerd met de dood:
de bleekheid van de huid lijkt op die van een
verdronken mens. Soms wordt aangenomen dat
de naam een samentrekking is van de oudnoorse
woorden voor lijk en walvis: ’nar’ en ’hvalr’. Deze
opvatting kan echter ook op linguïstisch toeval
berusten. Narwal (engels narwhal, frans narval,
deens en zweeds narhval) kan ook komen van
een vroege westnoorse term ’navalr’, wat bete
kende: ’walvis die zich onderscheidt door een
lang smal uitsteeksel’ (stoottand).
De legende van de eenhoorn en de wijze
waarop de narwal daarbij betrokken raakte,
typische staart geeft het lichaam een draaiende
beweging. De tand, die stevig maar niet strak in
de bovenkaak zit, weerstaat de druk van die be
weging niet helemaal en krijgt langzaam door de
werveling van het water zijn gegroefde patroon.
De narwal draait tijdens zijn leven eigenlijk om
zijn eigen tand. Zo kan men de groeiwijze inter
preteren als een natuurlijk groeiproces.
Bij het sociale verkeer gebruiken de narwals
hun stoottanden. Ze duwen ermee, proberen er
indruk mee te maken en gebruiken ze ook als
wapens, waarmee de beesten elkaar grote won
den kunnen toebrengen (National Geographic,
maart 1986). Omdat walvissen geluidsgolven pro
duceren, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat de
tand een akoestische functie heeft.
venkaak een stoottand hebben.
Beide seksen worden met twee tanden in de
bovenkaak geboren. Bij een normale ontwikke
ling verharden de tanden van de vrouwtjes zich
tot een stevige ivoren staaf met een uitsteeksel
aan het eind. Bij de mannetjes blijft de tand
rechts onontwikkeld en groeit bijna steeds uit tot
een deel van het gebit. De stoottand voelt stevig,
maar wel veerkrachtig aan. De ronde spitse
schacht bestaat uit ivoor en de holte is bij een le
vend dier gevuld met tandpulpa.
Bij een doorsnede van tien centimeneter in de
tandkas tot één centimeter aan de punt, kan een
tand negen kilogram wegen en ruim twee meter
lang worden. De punt is gepolijst en wigvormig.
De rest van de tand is gegroefd in een regelmatig
patroon, dat van links naar rechts loopt in spi
raalvorm en dat vijf tot zes maal rond de schacht
kan gaan voor het vervaagt. In de groeven kun
nen algen voorkomen, die de tand een gestreept
uiterlijk geven.
D.W. Thompson, een vermaard Engels bioloog
heeft een aannemelijke verklaring gegeven voor
het ’gedraaid’ of ’gegroefd’ zijn van de tand. De
n
1/
if