Zeeland ^ODELBUS^ '2^ 169 C. Bakker HET PLANTAARDIGE PLANKTON VAN DE OOSTERSCHELDE VÓÓR EN NA DE BOUW VAN DE STORMVLOEDKERING ^SEBIBLIOfy^ Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen r Wat is plankton? Jaargang 1, nummer 4, dectember 1992 Redactie Redactieadres Telefoonnr.: 01180 - 33940 Milieu en fytoplankton vóór de stormvloedkering. Betekenis van het fytoplankton Net als landplanten zijn ook algen afhankelijk J.L. Kool-Blokland, hoofdredacteur AJ. Beenhakker S. Buijs G.H. Buijssen G. van der Ham D.M.A. Noorlander-Van der Lee F.F.X. Smulders J.A. Trimpe Burger Secretariaat Zeeuws Genootschap: Kousteensedijk 7, 4331 JE Middelburg. Telefoonnr.: 01180 - 30347. De zeearm Oosterschelde wordt gekenmerkt door zeer gevarieerde levensgemeenschappen van planten en dieren. De bouw van de stormvloedkering (in de monding) en van de compartimenteringsdammen (in de kom en in de noordelijke tak) waren een drastische ingreep. Vooral voor het water en de daarin levende plantaardige planktonorganismen (fytoplankton) waren de gevolgen aanzienlijk. (dr. J.L. Kool-Blokland) Trix Terwindtstraat Tl 4333 CG Middelburg Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen ISSN 0927-1279 Zeeland verschijnt vier keer per jaar, te weten in de maanden maart, juni, september en december. Behalve deze kwartaalnummers wordt ieder jaar een themanummer uit gegeven. Bijdragen voor Zeeland dienen aan de hoofdredacteur te worden toegezonden. De redactie beslist over plaatsing. Op verzoek worden de ‘Aanwijzingen voor auteurs’ toegestuurd. In een getijdegebied als de Oosterschelde (afb. 2) wisselden diepe geulen en uitgestrekte ondiepten boven de slikken en platen elkaar af. De sterke getijstromen hielden het water in voortdurende beweging. Doorgaans was er een sterke wissel werking tussen water en bodem en werden grote hoeveelheden zand, slib, restanten van afgestor ven organismen (detritus), en losgewoelde één- cellige bodemalgen, opgewerveld en in suspensie Illustratie voorzijde: Plantaardig plankton van zout water. Afgebeeld staan kolonies van kiezelwieren (diatomeeën) met lange stekels aan de vier hoeken van de cellen (Cbatoceros). De langgerekte smal-cylindrische cel met de scherpe eindstekel is de diatomee Rhizosolenia. van minerale voedingsstoffen, te weten fosfor- en stikstofverbindingen en, met name voor de kie zelwieren, kiezel. De water- en bodembewo- nende micro-algen zijn belangrijk doordat zij in het bladgroen met behulp van de zonne-energie koolzuur en water kunnen binden tot organische stof: fotosynthese. Daardoor vormen micro-algen, als primaire producenten, de belangrijkste voed selbron voor het zoöplankton (vooral de plank- tonkreeftjes) en voor vele bodemdieren (waaron der mossels, kokkels, oesters, zeepokken en vele wormen). Al deze dieren zorgen er op hun beurt voor dat via hun stofwisseling, en met medewer king van bacteriën, de oorspronkelijke voedings stoffen weer in het water terugkeren en zo op nieuw ter beschikking van de algen komen. De vermenigvuldiging van het fytoplankton ge schiedt door celdeling, ’s Winters verloopt dit proces uitermate traag, door de lage temperatuur maar vooral door te weinig licht. Maar al vroeg in het voorjaar, bij toenemende daglengte en lichtin tensiteit, begint de groei. Binnen enkele weken kunnen dan duizenden cellen per ml worden ge teld en is de zogenaamde voorjaarsopbloei van het fytoplankton in volle gang. Vaak is dit ver schijnsel met het blote oog waarneembaar door de kleuring en de minder grote helderheid van het water. In de loop van het voorjaar vindt er dan ook een sterke daling plaats van de concen traties aan voedingsstoffen. In de zomer hangt het optreden van algenbloeien in natuurlijke wa teren grotendeels af van het opnieuw ter beschik king komen van de eerder in plankton en bode malgen vastgelegde voedingsstoffen. Plankton is een verzamelnaam voor alle plantaar dige en dierlijke organismen die voor hun voort beweging vooral op waterstromingen zijn aange wezen: ze zweven in het water. Het gaat hoofd zakelijk om microscopisch kleine organismen die onderscheiden worden in plantaardige (fyto plankton) en dierlijke (zoöplankton) vormen. In dit artikel gaat het alleen over het fytoplankton. Fytoplanktonorganismen zijn ééncellig; vele soorten echter komen in kolonies voor, die uit enkele tot duizenden cellen kunnen bestaan. Alle fytoplankters bezitten bladgroen (chlorofyl), meestal in combinatie met andere pigmenten. De cellen van verschillende soorten kunnen sterk uit eenlopen in grootte: van minder dan 1 pm tot ca. 500 pm (1 pm 1 mikron 0,001 mm). Veel soorten behoren tot de buitengewoon vormen rijke groep der kiezelwieren of diatomeeën, ge kenmerkt door een verkiezelde celwand (afb. 1 en de omslag). In het plankton van de Ooster schelde zijn meer dan 100 soorten waargenomen, terwijl ook nog honderden soorten kiezelwieren op en in de slikken en zandplaten groeien. De vormenrijkdom van kiezelwieren in de Ooster schelde is dus zeer groot. Een tweede belangrijke groep is die der flagellaten (afb. 3a): soorten met een niet-verkiezelde, soms flexibele, celwand en in het bezit van één of meer zweepharen (flagel- len) waarmee ze zich kunnen voortbewegen. De flagellaten vormen een heterogene verzameling van zeer uiteenlopende en onderling niet ver wante soorten. Een opvallende soort is Phaeocys- tis (afb. 3b) die in de regel massaal voorkomt in mei, in tot 1,5 cm grote bolvormige gelatineuze kolonies die schuimmassa’s vormen. Dat is voor strandwandelaars een bekend verschijnsel. De meeste flagellatensoorten komen echter niet in kolonies voor. Er zijn vele heel kleine, en vaak nog niet goed bekende, soorten bij van ca. 1-5 pm (1 mikron 0,001 mm).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 2