Ti A OVER DE VIER AMBACHTEN Adrie de Kraker f 174 175 DE VIER AMBACHTEN I In 1992 bestaan de Vier Ambachten 750jaar. Gedurende een groot deel van deze periode vormde het hoogtepunten uit de geschiedenis voor het voetlicht. Vier Ambachten voor 1242 De Keure van 1242 f eeuw ontginningen van de (Axelambacht) zijn voorbeelden van de grootste ’rivieren’. De natuurlijke afwatering van het ge bied komt in grote trekken overeen met de naar het noord-noordwesten aflopende helling. Over deze uithoek van Vlaanderen in de tijd vanaf de Romeinse bezetting tot aan het eind van de Vikingentochten is weinig of niets bekend. Slechts enkele vermeldingen van onder andere grondbezit van de Sint-Pieters- en Sint-Baafsab- dijen duiden er op dat de bevolking in het getij- denlandschap voornamelijk van schapenteelt leefde. Verder naar het zuiden moet op de zan- druggen zeker ook akkerbouw zijn voorgeko men. Ten tijde van de invallen der Vikingen waren op enkele plaatsen langs de kust versterkingen aangebracht, wellicht ook in de Vier Ambachten. In de elfde eeuw en vooral in de twaalfde werd begonnen aan de Afb. 1: Dampierre-kaart. Noord-Vlaanderen en Zeeland omstreeks 1280. Rijksarchief Gent, K&P1., nummer 812. gebied van de Vier Ambachten, het noordoostelijk grensgebied van Vlaanderen, een bestuurlijke en juri dische eenheid. In dit artikel schetst de auteur de grote lijnen van die lange periode en haalt hij enkele Het noordoostelijke grensgebied van het graaf schap Vlaanderen bestond tijdens de late middel eeuwen onder meer uit het Land van Saeftinghe en de Vier Ambachten. Dit polderlandschap was voor de elfde eeuw nog goeddeels een getijden- landschap. In het zuiden lagen de wat hoger ge legen zandgronden, waarvan alleen de zandrug- gen bewoond moeten zijn geweest. Tussen deze ruggen lagen de veengebieden, moeren ge naamd, die zich op een ongelijkmatige wijze in noordelijke richting uitstrekten. Pas daar begon het gebied dat later tot polder zou worden omge vormd. Maar ook tussen de weggeslagen veenge bieden, zelfs tot aan de ’voet’ van de zandruggen, treffen we kleiafzettingen aan. Dit landschap was doorsneden met enkele gro tere en vele kleine veenriviertjes, waarvan de meeste in noordwestelijke richting stroomden. De Hulsterhaven (Hulsterambacht) en de Blide De keur bepaalde dat iemand eens in de drie jaar door de graaf tot schepen kon worden aan gesteld. De keur bepaalde eveneens dat een bal juw niet uit het gebied geboortig mocht zijn. Op het gebied van de rechtspraak stelde de keure een aantal regels om overtredingen zoals moord, diefstal en brandstichting te reguleren. Bij ver krachting bijvoorbeeld moest de aangerande jonge maagd wel eerst luid om hulp geroepen hebben. Pas dan kon de aanrander worden be recht! Op het gebied van de waterstaat werd bepaald dat een goed onderhoud aan ’diken ende dilven’ moest plaatsvinden. De controle van dat onder houd berustte bij de schout en de dijkschepenen. De juiste handelwijze bij nalatigheid zoeken we te vergeefs in de keur. Dat treffen we veel later aan in de zogenaamde ’costumen’ en in allerlei aanbestedingsvoorwaarden bij dijkwerken. Wel werd in de keur nog uitdrukkelijk bepaald dat de boeren hun vee in goed omheinde weiden moes ten houden opdat dit geen schade aan de gewas sen van anderen en aan de dijkwerken zou aan richten. Als de miniatuur uit een vijftiende-eeuws privi legeboek een correct beeld geeft van de werke lijkheid, dan is de aanbieding van de keur een zeer plechtige gebeurtenis geweest. De vier bur gemeesters van de Vier Ambachten reisden naar het hof om de keur uit handen van de gravin in ontvangst te nemen. Na voorlezing van de keur door de gravin (of een dienaar uit haar gevolg) overhandigde zij deze aan de vier burgemeesters. De keur, die in het latijn was gesteld, werd daarna ondertekend en gezegeld. De vier burge meesters keerden met de keur huiswaarts. Thuis werd dit belangrijke document in een ’privile- giën-couffre’ opgeborgen. Deze houten kist werd met vier sloten gesloten en elke burgemeester had een sleutel. Zo kon de inhoud van de kist, aanvankelijk dus alleen de keur, slechts worden bekeken indien alle burgemeesters aanwezig wa ren. De kist werd afwisselend te Assenede en te Axel bewaard. In het begin van de zestiende eeuw bevond de ’privilegiëncouffre’ zich te Axel, waar de inhoud nog in 1524/25 en omstreeks 1550/51 werd gecontroleerd. Naar alle waar schijnlijkheid is de kist, met de rest van het Axelse archief, op 26 juli 1574 tijdens een inval van Watergeuzen verbrand in het stadhuis. Na dien zijn nog slechts afschriften van de keur overgebleven, waaronder enkele in het latijn, maar de meeste in het nederlands. Eén van de nederlandse versies treffen we aan in een privi- lege-boek dat in het midden van de vijftiende eeuw door de bevolking van de stad Gent aan hertog Philips de Goede werd aangeboden. Dit prachtige handschrift was versierd met vele mi niaturen en de kunstminnende hertog nam dit handschrift dan ook gaarne in ontvangst. In later veengebieden en aan de bedijkingen van de schorren. Vanuit het westen (Boekhoute en Asse nede) vond de vorming van diverse parochies plaats, hetgeen duidt op een relatief sterke toename van de bevolking. Zowel particulieren als kloosterinstellingen namen de bedijking van schorgebieden ter hand. Dankzij talrijke schenkingen, verkopen en rui len, maakten de abdijen van Ter Duinen (Kloos- terzande), Boudelo (Lamswaarde, Othene en Clinge), Drongen (Hulsterlo), Terhagen (Zuid- dorpe), Doornzele (Othene), Afflighem (Vremdij- cke), Groeninghe (Vremdijcke), Cambron (Stop- peldijke) hun intrede in de Vier Ambachten. Ook enkele hoge adellijke personen verwierven bezit tingen in het gebied. Tegelijkertijd ontstonden in de Vier Ambachten enkele steden, waaronder Biervliet, Hulst en Axel. Alle drie kregen stede lijke rechten ten tijde van graaf Philips van de El zas (1168-1191). De ontginning van de moeren veroorzaakte een levendige handel in turf als brandstof en zout als geraffineerd produkt uit het bewerkte zilte veen. De bedijking van schorgebieden langs de Honte bond vele mensen aan de grond en gaf hun een basis om te bestaan. De bedijking van de schorren gaf Vlaanderen tevens een uitbrei ding naar het noordoosten. Langzamerhand tekenden zich naast de drie ste den vier locale districten af. Dit zijn van west naar oost: Boekhouterambacht, Assenederam- bacht, Axelambacht en Hulsterambacht. Vier am bachten, waarbij het woord ambacht hier moet worden opgevat als gebied dat in opdracht van een geestelijk of een wereldlijk heer (of een vrouw) wordt bestuurd. Gravin Johanna van Constantinopel en haar echtgenoot, graaf Thomas van Savoye, verleen den deze vier locale districten in 1242 een be langrijk voorrecht. In een keur werden de vier als gelijke behandeld en tegelijkertijd als één be stuurlijke eenheid. In de vier gebieden werd op eenzelfde wijze het bestuur, de rechtspraak en de waterstaat geregeld. Bovendien werd de gebie den enkele privileges verleend en bleven zij in het vervolg verschoond van sommige oude ver plichtingen. Elk ambacht kreeg een schepenbank, be staande uit zeven schepenen en een griffier-ont- vanger. Tevens trad een baljuw op en een schout, al bleven daarnaast nog diverse andere, zogehe ten onderschouten functioneren. De schepenen bleven één jaar in hun ambt en spraken recht in de vierschaar, belastten zich met allerlei admini stratieve zaken, hielden toezicht op de weeskin deren en op de waterstaat en vertegenwoordig den het ambacht naar buiten. MA 1 ''A fe N'T-V.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1992 | | pagina 5