/ERZAMELINGEN
69
.H. Kluiver
)E ZIERER-VLEUGEL VAN DE WERKGROEP MUZIEK
hi 1982 verwierf de Werkgroep Muziek van het Zeeuws Genootschap een antieke vleugel, die omstreeks
1820 door de Weense instrumentmaker Aloys Zierer is gemaakt. De verwerving betekende een belang
rijke stap voorwaarts in het streven van de Werkgroep naar authentieke muziekbeoefening - het uitvoe
ren van oudere muziek op historische muziekinstrumenten volgens zoveel mogeljk oorspronkelijke uit
voeringspraktijk. Velen hebben inmiddels het instrument beluisterd, waarderen de klank en de door het
instrument geboden mogelijkheden van uitvoering, maar hebben nog nooit kennis kunnen nemen van
de specifieke bouw van het instrument. In deze bijdrage nemen we een kijkje in het inwendige ten einde
meer inzicht te krijgen in de bijzondere eigenschappen van het instrument.
De vleugel heeft zich ontwikkeld uit het clave-
cimbel. Dit instrument kende sinds de zestiende
eeuw twee verschijningsvormen: het vierkante
clavecimbel en het staartstuk. Na de uitvinding
van het pianoforte-mechaniek door Christofori in
1747 - het in trilling brengen van de snaren door
een hamertje in plaats van een plectrum -
bouwde men pianofortes op basis van deze
grondvormen; uit het vierkante clavecimbel ont
stond de tafelpiano, en uit het staartstuk de vleu
gel, de Nederlandse afkorting voor de oorspron
kelijke benaming Hammerflügel,
Eén van de problemen die zich bij de aanpas
sing van het oorspronkelijk model voordeden,
was de zwaardere besnaring. Niet langer kon
worden volstaan met een eenvoudig raamwerk.
Bij de tafelpiano werd de versterking gevonden
in de toepassing van een zware, uit twee of drie
lagen hout opgebouwde bodem, teiwijl bij de
vleugel inwendig zware klampen werden aange
bracht.
Bij de Zierer-vleugel gaat achter de elegante
vorm ook een zeer zware constructie schuil.
Zware ribben vangen de druk op en voorkomen
vervorming. Het stemblok is met zware schroe
ven in het frame verankerd en wordt bovendien
met beugels vanuit de lengterichting op zijn
plaats gehouden.
Toch zijn de snaren van de Zierer-vleugel nog
betrekkelijk dun: de zwaarste snaar is 1.30 mm
dik, de dunste 0.50 mm, hetgeen zeer dun is ver
geleken met de zware snaren van een moderne
vleugel. In de lichte besnaring schuilt voor een
belangrijk deel het bijzondere timbre van de
vleugel. Hoe dunner een snaar, des te meer kan
zij zich bij het trillen opdelen en des te meer bo
ventonen kan zij ontwikkelen. Clavecimbels en,
zij het in mindere mate, de vleugels van eind
achttiende, begin negentiende eeuw zijn door
deze eigenschap zeer boventoonrijk.
Een andere eigenschap van een dunne snaar
is, dat zij gemakkelijk meetrilt met een andere
snaar. Bij het lichten van de dempers gaan de
niet aangeslagen snaren meezingen. De aangesla
gen snaren vinden daardoor niet alleen resonans
in de zangbodem, maar ook in de daarop lig
gende snaren. Componisten hebben van deze ei
genschap welbewust gebruik gemaakt. Het voor
geschreven forte in de muziek van rond 1800
betekent niet alleen dat de aanslag krachtiger
moet zijn, maar ook dat de dempers worden ge
licht om volumevergroting te verkrijgen.
Een belangrijk klankbepalend element is voorts
de met hertenleer beklede hamerkop. Deze geeft
een ietwat scherpe aanslag, die mede bepalend is
voor de helderheid van de toon. Aanvankelijk
vervaardigde men de hamertjes van de pianoforte
uit een met leer beklede kern van hout. Nader
hand wenste men een iets milder effect en werd
de gehele hamerkop uit lagen leer opgebouwd.
Daarvoor kwam ten slotte de vilten hamerkop in
de plaats. Met zijn hamerkoppen van hertenleer
vertegenwoordigt de Zierer-vleugel nog het tus
senstadium.
Nieuive mechanieken
Zeer kenmerkend voor de Weense vleugel is het
mechaniek. Nog even vanuit de ombouwproble-
matiek van het clavecimbel geredeneerd: het
plectrum van een clavecimbel passeerde de snaar
na het aantokkelen, de hamer moest echter terug
vallen. Aanvankelijk paste men een systeem toe
waarbij de hamers tot onder de snaren werden
opgestoten, uit eigen kracht tegen de snaar aan
sloegen en vervolgens op de opstoter terugvie
len. Dit had vaak het hinderlijk neveneffect dat
de hamers bij krachtige aanslag opnieuw opveer
den en een niet gewilde, extra aanslag veroor
zaakten. Bij de ontwikkeling van nieuwe mecha-