112
VROUWENROOF EN KLOOSTERROEPING
Afb. 2: Kaart van Zeeuwsch-Vlaanderen en Zeeland ten tijde van Guy van Dampierre, graaf van Vlaanderen (1274). Kopie
van Carolus Benthuijs, land- en edificiemeter van de Raad van Vlaanderen (1772), naar een kopie van Frangois Lobbe-
recht, landmeter van het Vrije van Sluis (1631). Rijksarchief in Zeeland, aanwinsten 1980/56.
erfenis samen konden delen. De kleren waarmee
de vrouw dagelijks naar de kerk was gegaan wa
ren van die deling uitgezonderd. Maar het bezit
aan huizen en erven, in de stad of elders, met
toebehoren, moest beschreven worden, evenals
alle grondbezit aan akkers enz., erfcijnsen, erf
pachten en andere inkomsten, alsook alle roe
rend goed. Was er een lijftocht-contract opge
maakt, dan kon de weduwe tot aan haar dood of
tot aan een eventueel tweede huwelijk het
vruchtgebruik van al die goederen blijven genie
ten, en had er dus geen feitelijke verdeling plaats.
Wel moest zij ten overstaan van de schepenen
aan de erfgenamen, met name aan die van haar
mans zijde, een verklaring afleggen, dat na haar
overlijden het hun toekomende deel aan hen zou
toevallen. Alleen de morgengave van de man aan
de vrouw, die hij haar op de morgen na de hu
welijksnacht had gegeven, bleef onbelast haar ei
gendom, evenals de van haar man ontvangen
kleine geschenken, zoals juwelen e.d. Het Nij
meegs formulierboek spreekt van 100 gulden als
voorbeeld van een morgengave. Dat is precies
het bedrag dat Hendrik van Naaldwijk., aan zijn
dochter Katharina schonk toen zij in het klooster
Diepenveen intrad. Hij herhaalde die gift bij haar
professie17. Ten slotte was zij Christus' bruid.
De vermogenspositie van de weduwe was dus
goed geregeld. Maar de erfgenamen van 's mans
zijde en ook haar kinderen konden het haar heel
lastig maken ten einde alsnog in het bezit van het
hun toekomende erfdeel te komen. De commen
taren bij de Nijmeegse formulierboeken18 geven
de weduwe dan ook de raad, erfgenamen en kin
deren aanspraak op gemeenschap van goederen
onmogelijk te maken en tot een beschrijving en
verdeling van het goederenbezit te komen bin
nen een jaar en zeven weken na het overlijden
van haar man.
Een dergelijke regeling kon heel ingewikkeld
zijn. De weduwe kon immers verschillende kan
ten uit. Zij kon verkiezen in het erfhuis te blijven
wonen, maar ze kon ook apart gaan leven. De
morgengave moest echter hoe dan ook uit de er
fenis worden losgemaakt. De eventuele lijftocht
moest worden geregeld en die goederen moesten