MINDERHEDEN TUSSEN AANPASSING EN EMANCIPATIE 41 Jacques Wallage Toespraak van Jacques Wallage ter gelegenheid van de herinwijding van de synagoge te Middelburg op 29 november 1994. Even buiten de vesting Bourtange in Oost-Groningen ligt een joodse begraafplaats. Het zijn maar een paar stenenMaar nergens beter dan daar- tussen de stenen en het gras— voel je hoe dichtbij en tegelij kertijd hoe veraf die joodse gemeenschap moet hebben geleefd te midden van haar n iet-joodse omgeving. Dichtbij, want midden in het leven van alledag, met een kleine synagoge in de vesting. Maar ook veraf vreemden namelijk, die geacht werden hun doden te begraven buiten de vestingmuren. Over die grens tussen 'vreemd'en 'vertrouwd', tussen 'er buiten staan en 'erbij horen wil ik het hebben.Een gerestau reerde sjoel is niet alleen een gemeenschapsruimte van nu, het is ook. - en wellicht vooral - gestold verle den. Zij komt slechts tot leven als we ons verdiepen in dat op het oog onbegrijpelijke mengsel van gebor genheid en onzekerheid, dat het leven van een minderheidsgroep veelal kenmerkt. En wat is een passender eerbetoon aan een sjoel dan te willen leren De sjoel van Middelburg zelf draagt die spanning tussen trots op de eigen gemeenschap en de af hankelijkheid van de meerderheid in zich. Er kwam aan het begin van de achttiende eeuw toestemming voor cte bouw, mits de sjoel niet aan de openbare weg zou worden opgetrokken. Hij mocht er wel zijn, maar je mocht hem niet zien Zo wordt de vrijheid van de minderheid vormgegeven op de voorwaarden van de meer derheid. Wat wij verheven onze 'nationale toler antie' noemen, is in de praktijk vaak meer een kwestie van geven en nemen geweest. Waarbij wij ons als het om de joodse minderheid gaat na de oorlog moeilijk meer kunnen voorstellen hoe zeer vóór de oorlog relatieve vrijheden en toler anties bestonden te midden van een alledaags antisemitisme. Er heeft zich met de deportatie en vernietiging van het overgrote deel van de Joden in ons land een scherm gevormd tussen ons en hun vooroorlogse bestaan. Ik hoop dat de vijftig ste herdenking van de bevrijding ook aanleiding zal zijn ons te verdiepen in de omstandigheden van vóór de oorlog. Jaren waarin tal van vereni gingen feitelijk een toegangsverbod voor Joden kenden, lang voordat in Hitiers opdracht de bord jes 'verboden voor Joden' in onze steden werden opgehangen. Nico Rost schrijft in het boekje 'De vrienden van mijn vader' over de Groningse on derwijzer die bij zijn afscheid zegt: 'Om redenen U welbekend heb ik het nooit tot hoofdonderwij zer gebracht Isolement en zelfbewustzijn Er is geen reden om aan te nemen dat het isole ment en uiteindelijk de vernietiging geheel los gezien kunnen worden van de feitelijke positie die Joden in het vooroorlogse Nederland inna men. Zonder de optelsom van kleine pesterijen en grote discriminatie verantwoordelijk te stellen voor hetgeen zich uiteindelijk onder extreme om standigheden van bezetting en terreur voltrok, gaat het ook te ver om de geschiedenis van die ondergang te doen beginnen bij de Duitse inval, mei 1940. De joodse gemeenschap slingerde zich al eeuwen heen en weer tussen aanpassing en emancipatie. Hoeveel joodse kinderen kregen al die jaren niet van hun ouders te horen, dat zij op moesten passen niet teveel op te vallen. Toen ik mijn moeder vroeg hoe ze het eigenlijk vond dat haar zoon staatssecretaris van ondeiwijs en we tenschappen was geworden, tekende haar ant woord de angst van de grensganger: 'Natuurlijk ben ik trots, maar pas maar op voor lisjes ^anti semitisme)'. De onzekerheid of men komend vanuit een minderheid wel voluit te midden van de meerderheid kan participeren is kenmerkend voor een onvoltooide emancipatie. De voor-oorlogse joodse minderheid was een zelfbewuste gemeenschap, met een grote sociale diversiteit en met een sterk verenigingsleven, waar geloof, taal, humor en gezamenlijke levens ervaringen voor een hechte onderlinge band zorgden. Ons land toonde zich dan weer meer, dan weer minder open voor de grensgangers uit de joodse gemeenschap. Het gevolg was dat over de jaren heen accenten van aanpassing en eman cipatie elkaar leken af te wisselen. De ultieme vorm van aanpassing was natuurlijk de toetreding tot een andere geloofsgemeenschap: het doopsel, waarvan Heinrich Heine zei dat het het toegangs biljet tot de christelijke samenleving vormde. Maar ook zonder zulke vergaande stappen pasten velen zich aan. Door gemengd te huwen, dat wil zeggen met een niet-joodse partner. Door in taal en gewoonten zich steeds minder te identificeren met het joodse leven van ouders en grootouders.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1995 | | pagina 3