ZEUWSF. BINNENDIJKEN 107 Afb. 4: Begraasde dijk met meidoornstruweel (Goeree). grotere natuurterreinen zijn de kosten van dit cioeltype nog steeds aan de hoge kant. Dat heeft te maken met de langgerekte vorm en de grote tndlengte van de dijken, waardoor relatief veel geld moet worden uitgegeven aan bij voorbeeld bootonderhoud en nabuurschapsverplichtingen. De toekomst van de dijken nno 1995 is een ieder wel overtuigd van de bij zondere landschappelijke waarden van de dijken ia het Zeeuwse polderland. Hun voortbestaan is voldoende verankerd in de streek- en bestem mingsplannen van Provincie en Gemeenten. In c-ie zin worden de dijken dus op geen enkele manier bedreigd. Vragen kunnen evenwel gesteld orden over het beheer van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden. Op dit mo ment is ruim 20% van de dijken in Zeeland in be heer bij de Zeeuwse bos- en natuurbeheerders caatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de Stich ting Het Zeeuwse Landschap. Afhankelijk van de gesteldheid van de dijken proberen zij hier ver- :hillende doelstellingen op het gebied van natuur en landschap te verwezenlijken. De kos ten van dit dijkenbeheer zijn, zeker in vergelij king met andere typen natuurterreinen, hoog en ariëren van enkele honderden tot bijna 2000 ulden per hectare. Alleen om financiële redenen lijkt het ongewenst alle dijken in Zeeland in eheer te geven aan deze organisaties. Maar dat ook niet nodig. Staatsbosbeheer heeft voorge teld de activiteiten van de natuurbeheerders te beperken tot een aantal 'dijkenclustergebieden', waar veel dijken met bijzondere botanische waar den voorkomen. In deze gebieden zijn in het ver- ;eden al veel dijken door de beheerders aange kocht, en afronding van deze eigendommen ligt oor de hand. De beheerders kunnen zich hier met volle inzet richten op het realiseren van hun doelstellingen, waarbij met name het specialisti Afb. 5: Wilde marjolein met vlinders (Oranje zandoorje). sche bloemdijkbeheer van belang is. In de Zak van Zuid-Beveland kan daarbij bij voorbeeld ge bruik gemaakt worden van een instrument als de Zeeuwse Schaapskudde, die in de afgelopen de cennia zijn praktisch nut bij het dijkenbeheer be wezen heeft. Ook buiten de clustergebieden komen op di verse plaatsen echter nog actueel en potentieel waardevolle dijkvegetaties voor. Het beheer hier van zou geregeld kunnen worden in de vorm van beheersovereenkomsten volgens de Relatienota, waarbij boeren beheer uitvoeren met een vergoe ding van het Ministerie van Landbouw, Natuurbe heer en Visserij. Deze visie wordt in grote lijnen door de Provincie Zeeland onderschreven. Dit uit zich bij voorbeeld in het feit dat recentelijk een aantal dijken is begrensd als relatienotagebied, waardoor het afsluiten van beheersovereenkom sten voor boeren mogelijk wordt. Een vraag apart is, wie het beheer van de be planting voor zijn rekening neemt. In de cluster- gebieden zullen dat de natuurbeheerders zijn, waarbij de meer of minder tegenstrijdige land schappelijke en natuurwetenschappelijke doel stellingen op elkaar dienen te worden afgestemd op een wijze zoals dat hierboven voor de Staats- bosbeheerdijken is beschreven. Buiten de cluster- gebieden zullen de bos- en natuurbeheerders in de toekomst minder actief zijn. Hier lijkt een rol weggelegd voor particulieren en lokale overhe den als Gemeenten en waterschappen. Met name de waterschappen zijn vanuit verschillende in valshoeken, zoals wegenbeheer en onderhoud van tweede waterkeringen, op dit moment vaak al bij het dijkenbeheer betrokken. Nu hun taak stelling recentelijk aanmerkelijk is verbreed lijkt het voor de hand te liggen dat zij in bepaalde ge vallen ook het beheer van landschappelijk be langrijke boombeplantingen langs wegen en dij ken voor hun rekening gaan nemen. Hier en daar is daarvan trouwens al lang sprake.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1995 | | pagina 33