68 Dl- SLUIS BIJ DI£ STADSSCHUUR Allo. 7: De scheepstim merwerf van de Ver enigde Oost-Indische Compagnie te Middel burg. De sluis werd mede ten behoeve van de nieuwe scheepswerf van de VOC aangelegd. Tekening in kleur van J. A rends. 1778. RAZ, Zei. III. II 460. verwijderd is. In dit diorama is de stadsschuur met watermolen en sluis zeer nauwkeurig afge beeld. Het kunstwerk is opgebouwd uit stukjes hout, papier, been en wat verder maar tot ge bruik kon dienen. Het is in de eerste decennia van de negentiende eeuw door vader of zoon Bavelaar vervaardigd. De Leidse beeldhouwer Cornelis Bavelaar (1747-1830) en zijn zoon (1777- 1831), eveneens Cornelis geheten, zijn de be kendste producenten van dergelijke kunstwerkjes en hun naam ging in het produkt een zelfstandig leven leiden. De zoon was eerst timmermans knecht, maar werd later kunstwerker genoemd. Het afdak en de afgeschermde zijkanten rond het waterrad zijn duidelijk in het diorama te zien. Het afdak was waarschijnlijk bedoeld om de felle zon van het waterrad te houden en deze te behoeden voor kromtrekken; de molen draaide maar twee keer per etmaal gedurende enige uren rond laag water. Ook als er langdurige baggerwerkzaamhe- clen in de zoute grachten moesten worden uitge voerd, stond de molen stil. De stadsschuur en het molenhuis waren door een muur tussen beide gebouwen afgesloten. Een fraai hardstenen poortje gaf toegang tot het achtergelegen stads- terrein en de woning van de stadsfabriek. In augustus 1761 werd besloten, het verlengde gedeelte van het dok uit te baggeren ten behoeve van de opgelegde schepen. Deze werkzaamhe den werden aan Koolman gegund. In de loop van november 1761 werd het metselwerk aan sluis en spui stilgelegd om het zo nodig bij vorst onder water te kunnen zetten. De metselspecie van tras en kalk hardde onder water voortreffelijk uit. Voorjaar 1762 werd besloten het metselwerk te hervatten. In april werd nog een reparatie uit gevoerd aan de watermolen: een as-lager werd vervangen. Ook werd opdracht gegeven tot de aanleg van de thans nog bestaande sleephelling in de kaaimuur aan de Nieuwe Haven. Toen het metselwerk gereed was, en de acht deuren in de sluis, de schoften (ophaalbare schotten) en an dere voorzieningen zoals toldeuren in het spui en maalgang waren geplaatst, konden de dammen worden verwijderd. Toldeuren openden zichzelf zodra de vloed clruk uitoefende, zodat het 'water- vervangen' automatisch werd geregeld. Zodra er voldoende water was gevangen, werden de deu ren vastgezet. Deze vergden wel toezicht van het sluispersoneel, en daarom was er een reglement voor het watervangen. Bij de stadsschuur werd de kaaimuur meer naar sluis en spui verplaatst, zodat een groter plein voor de stadsschuur ontstond waarop in de volgende eeuw een school werd gebouwd; het gymnastieklokaal staat er nog. De sluis is in vergelijking met het vroegere kleine sas aanmerkelijk groter geworden: het oude sluisje was slechts 26 voet (7,5 meter) lang, terwijl de nieuwe sluis 70 voet lang (21 meter) en 21 voet (6,4 meter) breed is. Bij de restauratie in 1994 zijn helaas niet de heugelstangen gebruikt waarmee de sluis was uitgerust; er werden kaap standers geplaatst, die wel indrukwekkender zijn maar historisch gezien minder juist zijn. Een heu- gelstang was een met tanden uitgeruste, rechte, ijzeren stang, die op de bovenste balk van de sluisdeur werd vastgemaakt. Het was een voor die tijd moderne versie van de kaapstander. Op de wal bevond zich een windwerk met tandrad overbrenging, die de deur volledig op zijn plaats binnen de muur kon brengen en weer terug-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1996 | | pagina 38