KOHLBRUGGE EN ZOUTELANDE
97
had met koning Willem in". Of dit werkelijk het
geval is geweest, blijkt niet uit de stukken. Om
een beroep uit te brengen was ook de toestem
ming van de koning niet meer nodig, zoals eer
der werd gesteld. Mocht de koning inderdaad zijn
medewerking hebben toegezegd, dan zou dit pas
later van belang zijn, en in het geval van Kohl-
brugge zelfs overbodig.
Voor het beroep bedankt
Kohlbrugge is de gemeente van Zoutelande heel
dankbaar geweest dat ze een beroep op hem
heeft willen uitbrengen. Desalniettemin meende
hij toch te moeten bedanken. Hij schreef het vol
gende":
Eerwaarde broeders!
Uw brief waarmee u mij onder goedkeuring van
uw ambachtsheer, in de vreze Gods tot herder en
leraar beroept van de u toevertrouwde gemeente,
heb ik in goede orde ontvangen. Weest verze
kerd, dat ik die met een gevoel van dankbaarheid
tot de Heere gelezen en met heilig vrezen en be
ven voor Zijn aangezicht beweegd heb.
Toen in 1845 de heer Van Zuylen van Nijevelt,
minister van eredienst, mij vroeg wat ik voor ver
goeding hebben wilde, was het antwoord: 'Al is
het slechts een dorp aan zee, als ik maar mijn
recht krijg'. Op 29 mei 1832 ontving ik een schrij
ven van de Utrechtse kerkeraad, dat mij elke toe
gang tot een vaderlandse kansel menselijk voor
altijd afsloot. Op 29 mei 1865 ontvang ik te Zou
telande, de eerste wettige beroeping tot de hei
lige dienst in de vaderlandse kerk!
Die God, die trouw houdt tot in eeuwigheid,
heeft u, heeft uw dorp en gemeente dan geroe
pen en verkozen, dat weer een deel van zijn be
loften, die ik in het heetst van de strijd, opdat de
Waarheid bij u bestaan mocht, ontving, na zoveel
jaren vervuld werden.
Dat moge en moet u voor uzelf sterken en
troosten, dat deze beroeping ook voor u een bij
drage is van bewijs, dat nooit iemand beschaamd
of te schande geworden is die op de levende
God vertrouwd heeft.
Niet om mij individueel, maar in verband met
alles, waarvoor ik jarenlang zoveel miskenning
onderging, terwijl ik er alles voor opofferde, bid
ik uit de volheid van mijn hart u en uw gemeente
en uw ambachtsheer voor uw beroeping een blij
vende zegen toe van de Heere. die Zijn hand tot
de kleinen wendt.
Gij hebt u eens eenmaal verdrukten op recht
matige, op goddelijke wijze aangenomen. Bij
mijn niet uit te doven liefde voor mijn geboorte
land en voor de vaderlandse kerk, zou ik zonder
te vragen naar groot of klein, naar leeftijd van mij
en mijn echtgenote, of gezondheidstoestand be
rekend voor een Zeeuws dorp, blij gehoorzamen
aan uw beroeping. Tegen mijn wil en onder veel
tranen, dat ik mijn geboorteland verlaten had,
kwam ik in 1846 naar Elberfeld. Ik heb daar se
dert een bloeiende gemeente, verenigd nog on
langs met de sinds 1000 jaren vervolgde en toch
door de Heere staande gehouden gereformeerde
gemeenten van Bohemen en Moravië, en vertakt
zelfs tot in Azië en Amerika. Als broeder, als kind
en als vader ben ik dusdanig met de gemeenten
verbonden, dat er van 's Heeren kant iets bijzon
ders in de weg zou moeten komen, dat mij vrij
heid zou geven om mij uitsluitend te verbinden
tot de aanneming van een bepaalde dienst in de
Kerk van mijn dierbaar vaderland. Het is op die
grond, dat ik bij deze, hoewel niet zonder wee
moed van de kant van mijn vlees renuncieer (af
stand doe) van een roeping, aan welke ik onder
andere omstandigheden mij bereidvaardig zou
onderwerpen. Eerwaarde broeders! Ik ben in de
gelegenheid geweest om Zeeland lief te krijgen,
neemt mijn antwoord op als rond Zeeuws.
De grote Herder der schapen lone u uw keus,
die op iemand viel, die niet kon, met een keus,
waarvan de vrucht niet minder zij uwer zielen za
ligheid, de geestelijke en tijdelijke welvaart van
de gemeente Zoutelande.
Elberfeld, 5 juni 1865
w.g. H.F.Kohlbrugge
predikant bij de gereformeerde
gemeente te Elberfeld
Of dit bericht voor de gemeente Zoutelande een
grote tegenvaller is geweest, is niet opgetekend.
In de notulen van de kerkeraadsvergadering van
21 juni wordt alleen vermeld dat Kohlbrugge be
richt had gezonden, het beroep niet te kunnen
aannemen. De vergadering gaat vervolgens over
tot het aanvullen van het eerder gestelde drietal.
De naam van ds. Joan Jacob Gobius du Sart uit
Raamsdonk, de oudere broer van de inmiddels
overleden ds. Gobius du Sart uit Arnemuiden,
wordt eraan toegevoegd. Een man die stond in
de theologische lijn van Kohlbrugge. Ds. J.J. Go
bius du Sart wordt vervolgens beroepen. Ook hij
meende echter te moeten bedanken.
Vermoedelijk heeft men hierdoor begrepen dat
het beter was om uit te zien naar een beginnend
predikant. Men brengt nu een beroep uit op kan
didaat W.J. Ramaker, hulpprediker te Dordrecht,
die de roeping naar Zoutelande aanvaardt.
De betekenis van het beroep
Met name uit het schriftelijke antwoord van Kohl
brugge blijkt, dat het ontvangen van het beroep
naar Zoutelande voor hemzelf van grote beteke-