POMPENDE HARTEN - GEMALEN OP THOLEN
140
Hannie Kool-Blokland
Het jaar 1996 stond in het teken van de jongere monumenten, het industrieel erfgoed van Nederlan
In 1993 verscheen een publicatie van Berit Sens (Architectuur en stedebouw in Zeeland 1850-1940
waarin diverse (potentiële) monumenten werden geïnventariseerd, opgrond waarvan later de keus kan
worden gemaakt, welke gebouwen definitief als monument aangewezen worden. In het Zeeuwse polde -
land staan nog enkele gebouwen die van meet af aan karakteristiek zijn geweest voor een industrie e
bouwstijl: de stoomgemalenGeen van deze gemalen werkt meer op stoomkracht geen enkel gemaal i i
deze provincie heeft nog zijn stoommachine en geen van deze gebouwen is als industrieel monumei l
aangewezen. Niettemin zijn ze prachtige herinneringen aan een industrieel tijdperk en ze getuigen van
de eeuwenlange strijd tegen het binnenwater, van polders die maanden clras stonden, van wanhopig
boeren clie hun oogst zagen verrotten en van vee dat in de zomer op stal moest staan. Op Hnolen zij i
rond de eeuwwisseling drie stoomgemalen gebouwd, die alle drie nog terug te vinden zijn. Vooral b( l
gemaal De Drie Grote Polders bij Oud-Vossemeer zal in dit artikel belicht worden.
Voorgesch ieder i is
Veel polderbesturen in Zeeland worstelden al
sinds mensenheugenis met veelvuldig optredende
wateroverlast. In Zeeland waren het vooral de
oudlandgebieden die problemen hadden. De
oude kerneilanden, met een ondergrond van
veen dat nog uit het begin van onze jaartelling
dateerde, waren met een laagje klei bedekt,
waarop landbouw en veeteelt werd bedreven.
Maar in de loop der eeuwen was het veen door
oxydatie steeds verder ingeklonken, waardoor
deze gronden relatief laag waren komen te liggen
(door turfwinning kwam er lucht bij de veenlaag,
waardoor een rottingsproces in werking trad en
het veen ging oxyderen). Ook de moernering
heeft er op Tholen aan bijgedragen dat de oude
veengrond steeds lager kwam te liggen. De na
tuurlijke waterlozing via uitwateringsluizen was
dan ook alleen voldoende wanneer het water bij
eb goed wegtrok. Wanneer door zuid-westen
wind het peil in de Oosterschelde wekenlang ho
ger bleef dan normaal, volstond natuurlijke lozing
niet, waardoor forse wateroverlast ontstond. Tot
aan de Tweede Wereldoorlog vond men het nog
aanvaardbaar wanneer na hevige regenval de wa
teroverlast binnen veertien dagen was wegge
werkt, maar vaak bleef het water langer staan. De
steeds verdergaande wensen van de landbouw -
de noodzakelijke productieverhoging en kwali
teitsverbetering - stelden voortdurend hogere ei
sen aan de ontwatering.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste
Zeeuwse stoomgemalen in de natte oudlandge
bieden werden gebouwd. Schouwen-Duiveland
had de primeur: tussen 1876 en 1882 werden
daar maar liefst vier stoomgemalen aangelegd.
De Breede Watering Bewesten Yerseke volgde in
1884 met de bouw van een een hulpstoomge
maal in Kattendijke. De kosten waren echter t(
renhoog en vormden aanvankelijk een forse be
lemmering voor bemaling. Natuurlijke suatie wa
in principe gratis, een stoomgemaal was een in
vestering van enkele tienduizenden guldens
waarbij ook de exploitatiekosten en loonkosten
van de machinist niet uit te vlakken waren. Wet
was het zo dat deze natte gebieden zo problema
tisch waren, dat men soms in de achttiende eeuv
al watermolens had laten bouwen die op wind
kracht werkten. In Zeeland waren watermolen
overigens zeldzaam, in tegenstelling tot de res
van Nederland. Men trof alleen enkele windwa
termolens als onderbemaling aan op Tholen er
Schouwen. Later werd er ook een bij Oostelijk o|
Zuid-Beveland gebouwd. Zeeland heeft in feite
de fase van windmolens vrijwel overgeslagen er
is van natuurlijke suatie meteen op genialer
overgestapt.
Zeeland volgde in de invoering van stoombe-
maling de rest van Nederland op de voet. De ver
andering was begonnen toen de Haarlemmer
meer tussen 1848 en 1852 als een van de eerste
grote droogmakerijen uitsluitend met stoombema-
ling werd drooggelegd. Na deze primeur werden
ook elders de windmolens langzamerhand ver
vangen. Het eerste stoomgemaal in Nederland
dateert overigens al uit 1776, toen bij de Zuidpias
in de buurt van Rotterdam een gemaal voor de
peilbeheersing werd gebouwd. De eerste droog
makerij die met stoomkracht werd drooggemalen,
was het project van cle Nootdorpse Plassen in
1843- Toen nu de Haarlemmermeer wegens
voortgaande afkalving van de oevers en het ge
vaar voor het omringende land echt drooggelegd
moest worden, koos men eveneens voor stoom
kracht, met de modernste machines die elders al
hun betrouwbaarheid hadden bewezen: de
stoommachines uit Cornwall. Beroemd is het