OVER VOLKSGEZONDHEID EN VOLKSVOEDING IN ZEELAND IN
DE NEGENTIENDE EEUW
121
Annemarie de Knecht-van Eekelen
In het midden van de vorige eeuw werkte in Zeeland een aantal vooruitstrevende medici. In navolging
van de Utrechtse hoogleraar in de geneeskunde Gerrit Jan Mulder (1802-1880) beschouwden zij een
goede voeding als de basis van een gezonde en welvarende bevolking. Na de slechte aardappeloogsten
van 1846 en 1847, waardoor de vraag naar de samenstelling van de Nederlandse voeding actueel
iverd, had Mulder met zijn boekjes over de volksvoeding in Nederland, die zijns inziens de inwoners
van ons land dof en dommelig maakte, veel stof doen opwaaien'Het inventariseren van de levensom
standigheden van de bevolking werd beschouwd als een eerste stap in de richting van de gewenste ver
beteringen. Dergelijke gegevens werden samengebracht in zogenoemde geneeskundige plaatsbeschrijvin
gen, waarvan er voor de provincie Zeeland verschillende zijn verschenen, die zeer veel informatie over
het leven in de negentiende eeuw bevatten. Toen in de jaren zeventig een poging werd gedaan tot in
ventarisatie van de volksvoeding in geheel Nederland, was de respons uit Zeeland positief. Rapporteur
Abraham P. Fokker (1840-1906) bewerkte niet alleen een opsomming van gebruikte voedingsmiddelen,
maar probeerde tevens de opvattingen van de nieuwe voedingsleer te toetsen aan de praktijk.
Geneeskundige plaatsbeschrijving van Zeeland
Voor een eerste oriëntatie op de toestand van
Zeeuwse bevolking en hun middelen van bestaan
rond 1870 kan men de Natuurkundige plaatsbe
schrijving van de provincie Zeeland raadplegen-.
Deze publicatie verscheen in een reeks van ge
neeskundige plaatsbeschrijvingen die op initiatief
van de inspecteurs van het Staatstoezicht op de
Volksgezondheid tot stand is gekomen. De in
specteurs hadden namelijk in 1866 het idee geop
perd een inventarisatie te maken van de plaatse
lijke omstandigheden in de diverse delen van ons
land. Daarbij dacht men onder andere aan een
beschrijving van de geografie, het klimaat, de
flora en fauna, de demografie, de maatschappe
lijke verhoudingen en de middelen van bestaan.
Een dergelijk overzicht van gegevens werd een
geneeskundige plaatsbeschrijving genoemd, die
ten doel had inzicht te verkrijgen in de hygiëni
sche omstandigheden waarin de bevolking ter
plaatse leefde en in de invloed van die omstan
digheden op de gezondheid van de bevolking.
Op basis van zulke gegevens zouden gericht
maatregelen ter verbetering van de volksgezond
heid kunnen worden genomen. Men diende im
mers eerst bekend te zijn met het bestaande
voordat het ontbrekende kon worden aangevuld,
het aanwezige verbeterd en het gebrekkige ver
vangen. Het was een ambitieus plan, dat slechts
zeer gedeeltelijk is uitgevoerd. Als eerste deel
verscheen de genoemde plaatsbeschrijving van
Zeeland, die zich echter beperkte tot gegevens
betreffende ligging, bodem, water, hydrografie,
meteorologie, flora en fauna. Aan de beschrijving
van de samenstelling van de bevolking, hun ge
woonten en de maatschappelijke toestand is men
niet toegekomen. Wat andere provincies betreft,
zijn alleen gegevens gepubliceerd over Gronin
gen, Friesland en het Gooi, en ook deze beslaan
slechts een deel van het oorspronkelijk ge
vraagde.
De plaatsbeschrijving van Zeeland is samenge
steld door een driemanschap van geneesheren:
Adriaan A. Fokker (1810-1878), Jan C. de Man
(1818-1909) en de jongere Johan P. Berdenis van
Berlekom (1832-1903). Fokker en De Man zijn
lange tijd de motor geweest van de geneeskun
dige activiteiten in Zeeland, Adriaan Fokker
stamde uit een Zeeuwse familie en woonde en
werkte het grootste deel van zijn leven in Middel
burg. Hij begon zijn opleiding aan de Provinciale
Geneeskundige School aldaar en behaalde in
1833 in Leiden de doctorstitel met het proefschrift
De morbis endemicis patriae (Over de endemi
sche ziekten in ons land). In 1837 vestigde hij
zich als medicus in zijn geboorteplaats, waar hij
tevens doceerde aan de Geneeskundige School.
Zijn activiteiten ten behoeve van de Zeeuwse
volksgezondheid werden beloond door zijn be
noeming. in 1866, tot inspecteur voor Zeeland
van het nieuw opgerichte Staatstoezicht op de
Volksgezondheid'1.
Jan de Man werkte in de periode 1845-1859 als
stadsgeneesheer te Middelburg. Ook hij had in
1841 zijn doctorstitel in Leiden behaald, die hij in
1841-1842 aanvulde met de titels in de verlos
kunde en de chirurgie. Toen Berdenis van Berle
kom hem in 1859 als stadsgeneesheer opvolgde,
bleef hij in Middelburg praktizeren en doceren
aan de Geneeskundige School tot die in 1867
werd opgeheven. De Man en Fokker behoorden
tot de initiatiefnemers van de oprichting van de
Vereeniging van artsen te Middelburg, een vereni-