HOS IN ZEELAND 25 Afb. 10: De Groote Dijk. Deze ringdijk rond het ■ude land van Zuid Be veland draagt met zijn ware beplantingen veel 1 ij aan de beleving van het landschap vanuit t en zekere beschutting. Foto: auteur. oor zogeheten snelgroeiend bos. Afhankelijk an de keus die de particuliere grondgebruiker naakt, gaat het om tijdelijk of permanent bos. De )rimaire functie is hier houtproductie. Eén boer is zelfs al volledig overgeschakeld op bosbouw, zij het dat hij dit combineert met de exploitatie van een minicamping. Als het zo kan, waarom niet? Waar de natuurfunctie voorop staat, zijn er zo hier en daar mogelijkheden om binnen de be grensde Ecologische Hoofdstructuur (een deels nog aan te leggen aaneengesloten netwerk van natuur- en bosgebieden in Nederland) nieuwe bossen te ontwikkelen. Een laatste ontwikkeling in de bosaanleg is ie van de landgoederen 'nieuwe stijl'. Particulie ren kunnen een buitenplaats stichten mits een ze ker areaal aan bos wordt aangelegd. Het idee is iet nieuw: het is eerder op Walcheren toegepast. Vestiging in het buitengebied was toegestaan, i rits er aansluitend twee hectare bos werd aange- j lant. Daar is zeker gebruik van gemaakt. Alleen jn deze 'buitenplaatsen' landschappelijk gezien r iet altijd op even gelukkige locaties terecht ge- 1 omen (in de poolgebieden horen ze naar mijn lening niet thuis.) Met heldere criteria voor ves tiging en een voldoende aantal hectaren echt bos zou Walcheren misschien opnieuw de tuin van Zeeland kunnen worden! Slot Het is in het korte bestek van dit artikel niet mo gelijk om uitputtend in te gaan op de verschil- ■nde aspecten van bos. Ik hoop aannemelijk te :ebben gemaakt dat bos in Zeeland niet per se wezensvreemd hoeft te zijn; het kan een belang rijke rol kan in de verhoging van de kwaliteit van >nze leefomgeving spelen. Je moet er echter, zo als met zoveel zaken, verstandig mee omsprin gen. Lang niet overal is bos gewenst, daar moet geen misverstand over bestaan. In de resterende poelgebieden, die een grote cultuurhistorische en natuurwaarde vertegenwoordigen, en in gebie den die belangrijk zijn voor de opvang van gan zen, kleine zwanen en smienten, is bebossing of opgaande wegbeplanting niet gewenst. Dat geldt evenzeer voor gave kleinschalige dijklandschap pen als de Zak van Zuid-Beveland en delen van West-Zeeuws-Vlaanderen of voor kreekrestanten met belangrijke weidevogelpopulaties. Groot schalige bebossing zou hier de wezenlijke ken merken van het landschap en daarmee de kwali teit van onze leefomgeving aantasten. 'Bos maakt meer kapot dan je lief is' zouden tegenstanders van bos dan kunnen zeggen. Toch zijn er geluk kig maar weinig mensen verklaarde voor- of te genstanders van bos. Standpunten worden vaak gevoed door factoren als: waar ben je opge groeid, heb je een persoonlijk voor- of nadeel bij een bepaalde ontwikkeling, en de vraag naar het toekomstige beheer van het bos. Gehechtheid aan de vertrouwde omgeving speelt zeker een rol. We zijn allemaal wel een beetje behoudend op dat punt, en dikwijls meer dan we ons bewust zijn. Het is dan ook van belang dat plannenma kers bij het ontwerpen en localiseren van nieuwe bossen goed omgaan met dit soort gevoelens en rekening houden met alle factoren en functies die een landstreek maken tot wat hij is. We moeten echter ook beseffen dat de tijd nooit stil' staat en dat gebieden continu aan verandering onderhevig zijn. Als we maar steeds op de kwaliteit van die veranderingen letten, zie ik voor bos in Zeeland genoeg mogelijkheden, ook in de toekomst.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 35