NIEUWS OVER NEHALENNIA 41 P. Stuart Ter nagedachtenis aan J.E. Bogaers en C.J. Overweel Op de omslag van deze aflevering van 'Zeeland' is een van de grootste verrassingen afgebeeld die in de laatste jaren uit de Oosterschelde bij Colijnsplaat boven water zijn gekomen: een altaar met een afbeel ding van drie godinnen. Dit vormt met nog andere spectaculaire nieuwe vondsten het onderwerp van deze bijdrage. De stenen zullen over enige tijd te zien zijn in het Zeeuws Museum te Middelburg. Sedert 5 januari 1647 is de godin Nehalennia be kend door vondsten op het strand bij Domburg, afkomstig van een in de Romeinse tijd aan haar gewijde tempel. ïn de jaren 1970-1972 zijn uit de Oosterschelde bij Colijnsplaat resten opgevist en opgedoken van een tweede Nehalenniatempel, die aan de oever van de Schelde stond en daarna door de zee is verzwolgen1. Het zijn bouwresten - blokken tufsteen, metselwerk en dakpannen - en vooral altaren en beelden. Een vijftigtal van de aanwinsten uit 1970 werd in de zomer van 1971 geëxposeerd in het stad huis van Middelburg. De gids Deae Nehalenniae bij die tentoonstelling was een gezamenlijke uit gave van het Zeeuwsch Genootschap (zg) en het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden (rmo). Van de vele in 1971 en 1972 geborgen stenen werd een aantal toegevoegd aan de permanente expo sitie van dat museum. Andere musea kregen exemplaren in bruikleen. Sommige zijn intussen gepubliceerd. Na die grote, door het rmo ondernomen ber gingsoperaties zijn nog incidenteel stenen opge haald. Het Zeeuws Museum te Middelburg heeft een uitzonderlijk gaaf altaar kunnen verwerven, het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland te Goes kreeg er enkele ten geschenke'. In beide gevallen gold het door vissers opgehaalde stenen. Het Genootschap kreeg een groot aantal monu menten, waaronder enkele heel bijzondere exem plaren, ten geschenke van de heer J. Valster, die deze zelf heeft opgedoken. Aan een volledige wetenschappelijke publicatie wordt al jaren gewerkt. Deze was opgezet als een gezamenlijke onderneming van dr. C.J. Overweel, die het petrografrsch onderzoek deed, prof. dr. J.E. Bogaers, de specialist op het gebied van de inscripties, en schrijver dezes, die de iconografie voor zijn rekening heeft genomen. Mijn beide medewerkers zijn helaas inmiddels overleden. Prof. Bogaers had mij zijn materiaal al toever trouwd, dat van dr. Overweel zal door zijn erfge namen beschikbaar worden gesteld. De nieuwste aanwinsten, die van het zg, hebben zij niet meer zelf kunnen onderzoeken. Prof. Bogaers heeft nog wel de weergave van de door mij gelezen in scripties en foto's van de belangrijkste daarvan gezien. Hun werk zal uiteraard te zijner tijd wor den opgenomen in de publicatie. Dat deze nog niet is verschenen komt mede door de vele nieuwe vondsten die aan het zg zijn toegevallen. Het bestuderen en beschrijven daar van bracht veel extra werk met zich mee3. Ander zijds was het een geluk dat wij er nog tijdig ken nis van konden nemen. Het totaal bedraagt nu ca. 330 exemplaren, waarvan bijna de helft nieuwe vondsten'. Men dient daarbij wel te be denken dat van zo'n 220 alleen fragmenten over zijn. Het aantal complete stenen is 110, waarvan 22 tot de nieuwe vondsten behoren die in het be zit zijn van het zg, het Zeeuws Museum te Mid delburg en het Museum voor Zuid- en Noord-Be veland te Goes. De grote hoeveelheid en de onhandelbaarheid van het materiaal was altijd al een vertragende factor bij het conserveren en restaureren, het be studeren en fotograferen van de stenen. Daar komt nu nog bij dat de vondsten over verschil lende plaatsen verspreid zijn. Toch lukt het, dankzij de in de loop van de jaren vervaardigde documentatie, tamelijk wel de bijeenbehorende stukken op te sporen. Een extreem voorbeeld is een altaartje waarvan het grootste fragment in het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland te Goes berust, een klein gedeelte in het rmo te Leiden en twee stukjes bij het zg. En nóg ontbreekt er iets! De volledige publicatie laat nog wel even op zich wachten. Daarom leek het wenselijk in Zee land alvast de meest bijzondere nieuwe vondsten bekend te maken3. Dit is tevens een welkome ge legenheid om een kort overzicht te geven van nieuwe inzichten, voor zover daarvan sinds 1971, het verschijningsjaar van Deae Nehalenniaein verspreide geschriften verslag is gedaan. Altaar met drie godinnen De grootste verrassing staat al op de omslag van I

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 3