3enootschapsverzamelingen
77
Na het door Weber beschreven fossiel zijn er
meer dan twintig fossiele rostra van de Chonezi
phius planirostris in Zeeland gevonden. Een aan
tal bevindt zich in de collectie van het Zeeuwsch
Genootschap, ruim tien exemplaren in het Natio
naal Natuurhistorisch Museum te Leiden en daar
buiten is er nog een aantal exemplaren in parti
culier bezit. Ook het voormalige Geologisch
Instituut en Museum in Amsterdam was in het be
zit van een incompleet fossiel rostrum van de
Choneziphiusopgevist van de bodem van de
Westerschelde (zie afbeelding 1). Schrijver dezes
hoopt binnenkort een catalogus van de Chone-
ziphius-resten in Nederland te publiceren.
Ongeveer tien jaar geleden ontving het Zoölo
gisch Museum van de Universiteit van Amsterdam
van dr. P.H. de Buisonjé ook een gefossiliseerd
deel van de snuit van een tandwalvis. Het fossiel
was in de jaren dertig van deze eeuw gevonden
op de bodem van de Westerschelde bij het vissen
op platvis. Jammer genoeg is de exacte vind
plaats van het stuk niet bekend. Het rostrum
werd ingeschreven onder nummer zma 22.537.
Oorspronkelijk werd gedacht dat het fossiel net
als de eerder genoemde exemplaren afkomstig
was van de Choneziphius planirostris. Het was
echter kleiner en ranker (zie afbeelding 2), en
nauwkeurige bestudering wees uit dat het afkom
stig was van de Mesoplodon longirostris, een uit
gestorven spitssnuitdolfijn. De soort werd in 1823
aan de hand van een fossiel rostrum van onbe
kende herkomst, maar waarschijnlijk afkomstig
uit de bodem bij Antwerpen, beschreven door de
bekende Franse geleerde Georges Cuvier. Van de
soort zijn nogal wat resten bekend; ze zijn gevon
den bij Antwerpen, in de Red Crag-afzettingen in
het Engelse Suffolk, in Italië, in Australië en in de
staat North Carolina in de Verenigde Staten. In
1976 werd een fossiel rostrum van de soort opge
vist van de bodem van de Atlantische Oceaan,
oostelijk van de stad Miami in Florida (Whitmore
et al. 1986).
Volgens Abel (1905) en Glaessner (1947) is de
soort, die bekend is van het Midden-Mioceen
(zo'n 15 miljoen jaar geleden) tot in het Plioceen
(ongeveer 4 miljoen jaar geleden), zeer variabel
van vorm. Deze variabiliteit en het feit dat men
slechts zeer incomplete schedels gevonden heeft,
heeft geleid tot het beschrijven van vele soorten,
die nu teruggebracht zijn tot één soort: Mesoplo
don longirostris. Of dit wel of niet juist is, valt
buiten het bestek van dit artikel.
De soort is in België in situ gevonden in de
Formatie van Breda, en wel in de Zanden of Af
zettingen van Antwerpen (Midden-Mioceen),
vroeger het Bolderien (of Bolderian) genoemd. In
Zeeland ligt de bovenkant van genoemde afzet
tingen globaal tussen 20 meter—nap in het zuiden
en 70 meter—nap langs de noordelijke oever van
de Westerschelde. Gezien de diepteligging van de
bodem van de huidige Westerschelde, met locale
diepten van meer dan 50 meter—nap, mag aange
nomen worden dat deze afzettingen aangesneden
zijn en dat zo het fossiele stuk schedel Mesoplo-