100 UNGER Afb. 2: Leraren van de school voor handelsonderwijs in Middelburg in de jaren twintig, de voorste rij. Foto: ZDC. dat ik te Leiden onder uw gehoor zat, ik hoop, dat u zich mijner nog herinnert'. Colenbrander bleek bereid tot een onderhoud Maar niet rille commissieleden waren onder de indruk van de daarna door Unger aangedragen onderzoeksop zet. Rijksarchivaris R. Fruin, daarin gesteund door de Amsterdamse hoogleraar H. Brugmans, vond dat Unger de rechtsbronnen beter kon weglaten en leverde stevige kritiek op het niet opnemen van de stadsrekeningen, die juist van eminent be lang werden geacht voor bestudering van de eco nomische ontwikkeling van Middelburg. Ook an dere commissieleden, zoals de Utrechtse archivaris S. Muller en de oud-algemeen rijksar chivaris Th. van Riemsdijk, waren uiterst kritisch over Ungers concept. De commissie conclu deerde op 1 maart 1917 dat, indien Unger niet bereid was tot verder voorbereidingswerk, hij dan beschouwd moest worden als 'een dwarslig ger die zijn vooropgezette meeningen hooger stelt dan het belang der zaak, en dan moeten wij hem niet hebben Na een persoonlijk onder houd met Colenbrander koos Unger ten slotte ei eren voor zijn geld en kwam er een naar de me ning van de commissie overzichtelijker concept op tafel, waarna LTnger in oktober 1917 het groene licht kreeg om aan de slag te gaan. Naast Colenbrander en de Utrechtse econo- misch-historicus G.W. Kernkamp ontving Unger binnen de commissie uiteindelijk ook de volle dige steun van rijksarchivaris Fruin. Deze jurist was tot 1911 rijksarchivaris in Zeeland geweest. Toen de Middelburgse archivaris Swaving op 20 mei 1918 aan pleuris overleed, deed Unger een beroep op Fruin. Hij schreef hem dat het Middel burgse ambt 'voor mij als geknipt (is)', en zin speelde erop dat Fruin de burgemeester en wet houders van de Arnestad nog wel persoonlijk zou kennen. Om geheel van zijn leraarschap af te kunnen komen - het archivariaat van Middelburg was geen volledige baan - dong Unger ook naar een functie op de Zeeuwsche Provinciale Biblio theek. Maar ondanks de warme steun van de provinciale griffier en secretaris van het Zeeuwsch Genootschap W. Polman Kruseman, én ondanks het feit dat Unger naar eigen zeggen als eerste op de voordracht kwam, werd hij niet benoemd. Verontwaardigd deelde hij Fruin mee dat 'partijzucht' opnieuw getriomfeerd had". En die visie van Unger sneed hout. Ook H. Ghijsen, de biografe van Betje Wolff en Aagje Deken, werd als sollicitante te 'links' bevonden. Uiteinde lijk werd de Middelburgse predikant M. van Em- pel tot bibliothecaris benoemd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 24