Ppih KA ARTE VAN DE HEERLYKHEIT VAN NIEUWVLIET. CADZAND 105 ©ui b .san bt a U ri n_g e :rx - X /«Mn N do T>orjj. x\v- v \ii 05"7 A: Vv--: ip^n 1 iï> r y n o l x. i \N.Vcul><k< polöcr^ f) V -N TAUvis p n T- p4i)(r. ~^v <4t> u|0 üigjroAt, AuPt DEF.SE KA4RTFJS GEtC&JPJSgRTl '^-)E( JC.tfiIII!" Afb. 1: Kaart van de heerlijkheid Nieuwvliet van D.W.C. Hattinga (ca. 1665). Collectie Rijksarchief in Zeeland. lijkheid Nieuwvliet uit Vlaanderen gevluchte doopsgezinden neer. Aanvankelijk kwamen zij in kleine en bouwvallige optrekjes bijeen. Nader hand moesten zij zich tevreden stellen met een afdak, gebouwd tegen een schuur. Iets anders stond hun niet ter beschikking". Met het oog op deze wel zeer gebrekkige huisvesting trachtten de doopsgezinden in de loop van 1635, onder verwijzing naar het gure winterweer en de slechte staat van de wegen, in Oostburg onder de pannen te geraken. De gereformeerde kerken raad van Oostburg, die zich door dit voornemen van de doopsgezinden bedreigd voelde, deed met succes een beroep op de Staten-Generaal. Het verzoek om de doopsgezinden .te stuijten in haer vergiftich oncruijt voor te bereijden werd gehonoreerd7. Na deze mislukte poging om in Oostburg een vermaanhuis te stichten, verneemt men gedu rende meer dan tien jaar vrijwel niets meer over de doopsgezinden in het land van Cadzand. Eerst op 10 april 1646 meldt het college slandts vanden Vrijen' te Sluis dat men van de predikant van Groede, Pieter de Luijck, verno men heeft dat het aantal doopsgezinden in Groede snel toeneemt en dat deze bovendien een bod hebben gedaan op een huis met schuur met de bedoeling er in de toekomst hun verma ningen te houden. Voor de lokale gereformeerde gemeente zijn doopsgezinde bijeenkomsten ech ter onaanvaardbaar. Zij doet dan ook een beroep op het bovengenoemde plattelandsbestuur om deze aankoop te verhinderen8. Na overleg met de hoogbaljuw van het Vrije van Sluis, Cornelis Musch'', die als griffier van de Staten-Generaal in Den Haag verblijft, besluit de magistraat van het Vrije de gereformeerden van Groede volledige steun toe te zeggen in hun verweer tegen de doopsgezinden1". Een eerste verzoek in Groede gebedsdiensten te mogen houden Driekwart jaar later, op 21 december 1646, die nen de doopsgezinden in het eiland van Cad zand. Groede en Breskens een verzoekschrift in bij burgemeesters en schepenen van het Vrije van Sluis. In dit rekest vragen zij toestemming om een inmiddels door hen gekochte woning in de Slijk straat in Groede tot gebedsruimte te mogen ver bouwen". Momenteel maken zij gebruik van een zolder die vanwege zijn beperkte omvang en ge ringe hoogte nauwelijks geschikt is. Met name voor ouderen en zwangere vrouwen zijn de bij eenkomsten op deze zolder verre van aange naam. Daar komt bij, dat het er 's winters bitter koud en 's zomers smoorheet kan zijn. Bovendien, aldus het rekest, ligt de plaats van sa menkomst erg perifeer; de grote afstand tussen de 'vermaning' en de woonplaats van een aantal gemeenteleden geeft problemen. Deze en andere

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1997 | | pagina 33