106
CADZAND
IWïiiT
van
5 outen Po'zlder
uvnet.
Ak Bolder.
Volder. -v
"N1E
■Polder
Cad Jo tit
'■■4, siok.
UltOKDE
Polder.
jfOoJv/ir Polder
Van -
Afb. 2: Detail van een kaart
van W.F. Hattinga uit 1746
van de geconvenieerde lan
den in Cadsandt, waarop
ten noorden van Nieuw-
vliet de 'Menniste Kerk' is
aangegeven. Collectie RAZ.
redenen noopten hen naar andere ruimte om te
zien. Vandaar dat zij een huis hebben gekocht in
Groede, de centraalst gelegen plaats. Graag zou
den zij, zo vervolgt het verzoekschrift, de aan
vang van hun diensten met klokgelui kenbaar
willen maken. Het huis zal overigens van bui
tenaf niet als kerk herkenbaar zijn. Men wil,
evenals de doopsgezinden in Vlissingen en Aar
denburg, enkel wat tussenmuren weghalen om
binnenshuis een gebedsruimte tot stand te bren
gen1'.
De magistraat van het Sluise Vrije stuurt dit ver
zoekschrift met begeleidend schrijven door naar
zijn hoogbaljuw in Den Haag, die het geheel op
zijn beurt op 29 december doorstuurt aan de Sta-
ten-Generaal. Reeds op 3 januari 1647 laten de
Staten-Generaal burgemeesters en schepenen van
het Vrije van Sluis weten, clat zij het verzoek van
de doopsgezinde gemeente in het land van Cad-
zand resoluut van de hand wijzen en dat de be
trokken magistraatsleden de doopsgezinden hier
van op de hoogte moeten brengen13.
De berijder van het Oostburgambacht, Jan van
Sweveren, klopt op zaterdag 12 januari aan bij
Pieter Beun, de in Groede woonachtige vermaner
van de doopsgezinden. Van Sweveren deelt hem
mede, dat het de doopsgezinden met onmiddel
lijke ingang verboden is diensten in Groede te
houden, tenzij zij een door de Staten-Generaal af
gegeven schriftelijke verklaring kunnen overleg
gen waaruit het tegendeel blijkt".
Drie dagen later verschijnen de hoofdmannen
van Groede, Dirckjanss. en Jan Jooss., in de ver
gadering van burgemeesters en schepenen van
het Vrije. Niettegenstaande de notificatie van de
Staten-Generaal en het door de berijder opge
legde verbod, zijn de doopsgezinden afgelopen
zondag toch in Groede bijeengekomen". De ma
gistraat van het Vrije adviseert de hoofdmannen
nog diezelfde dag een aan het Vrije gericht rekest
in te dienen, waarin zij het 'rebelse' handelen van
de doopsgezinden aan de orde stellen en verzoe
ken om aan alle doopsgezinde activiteiten in
Groede een eind te maken. Burgemeesters en
schepenen van het Vrije zullen dit rekest verge
zeld van een begeleidend schrijven doorsturen
naar de Staten-Generaal16.
In de brief die vervolgens door de magistraat
van het Vrije van Sluis wordt opgesteld, wijst het
genoemde college erop, dat de doopsgezinden in
het verleden op slechts een halve mijl afstand
van Groede bijeen plachten te komen. De oprich
ting van het vermaanhuis in Groede is dus volko
men overbodig. Verder beklemtoont het college
dat het aantal doopsgezinden in de streek onrust
barend stijgt, wat het land niet ten goede komt:
de doopsgezinden willen geen wacht lopen en zij
weigeren in het geweer te komen wanneer de
vijand dreigt het land binnen te vallen1-.
Tetwijl 'de zaak Groede' opnieuw onder de
aandacht van de Staten-Generaal wordt gebracht,
ontbieden burgemeesters en schepenen van het