kees pronk
143
schuuren komt financieel in moeilijkheden, maar
de streber Van der Velde weigert hulp. Wanneer
later de rollen omgedraaid zijn en Van der Velde
om hulp bij de gevoeliger Verschuuren aanklopt,
helpt die 'natuurlijk' wel. Het is wat te voorspel
baar, en ook de manier waarop alles weer goed
komt, is een beetje onwaarschijnlijk: de christe
lijke naastenliefde overwint alle moeilijkheden
iets te gemakkelijk. Heel boeiend en helder be
schrijft Pronk alles wat met de oesterteelt te ma
ken heeft: het angstig afwachten of er broed op
de witgeverfde oesterpannen valt, het keiharde
werken wanneer de tijd van de export aanbreekt,
de concurrentie
Het eerste boek van Kees Pronk na het feuille
ton Goud uit het water verschijnt al onder zijn ei
gen naam. Deze roman, Huis van alle winden
wordt beheerst door een geijkt thema uit de lite
ratuur van de streekromans: de arme boerenmeid
die een kind verwacht van de rijke boer bij wie
ze werkt en daarom natuurlijk smadelijk wordt
weggestuurd van de hoeve. De boer trouwt met
een rijke weduwe: de meid 'moet' wel hals over
kop met een arme dagloner trouwen om te voor
komen dat haar kind als 'onecht' wordt bestem
peld. Alle ellende die uit een dergelijk ongeluk
kig huwelijk kan voortkomen, komt ook
inderdaad opzetten. De auteur weet treffend de
dramatische hoogtepunten te vertellen. Dankzij
veel christelijke naastenliefde en vergevingsge
zindheid komt uiteindelijk alles, hoe moeizaam
ook, toch op zijn pootjes terecht. De roman is be
slist niet onopgemerkt gebleven. In de bladen
Trouw en de pzc verschenen recensies en daar
naast werd in wel twintig kerkbladen uit heel Ne
derland het boek vermeld of besproken1. Tot in
1994 werd Huis van alle winden aangeprezen in
de catalogus van de christelijke boekhandel Den
Hertog.
Het volgende boek van Pronk, Het zwaar getij,
is een goed geschreven, overtuigend verhaal,
vooral weer doordat een levendig beeld geschetst
wordt van de wisselvallige oestercultuur. Ook
hier een bekend thema uit de streekroman: een
eerzuchtige jongeman die in dit geval zijn goede,
eenvoudige verloofde in de steek laat voor een
wufte vrouw zonder geloof. Op hun huwelijk
kan natuurlijk geen zegen rusten. Maar 'alles
sal reg kom'. De vrouw sterft, en de eerzuchtige
hoofdpersoon redt tijdens de watersnood van
1953 zijn oude geliefde van de verdrinkingsdood.
Ze vinden eikaars liefde terug en hopen nog sa
men gelukkig te worden met Gods zegen. Heel
goed in deze roman is het gedeelte waarin wij de
watersnood meebeleven. De vissers uit Yerseke
hebben in die dagen veel mensen gered, iets
waar nooit ophef over is gemaakt. Het zwaar ge
tij kunnen we beschouwen als een bescheiden
monument voor de redders uit het Zeeuwse oes
terdorp.
Dat Pronk ook zonder 'oesters' kan boeien, be
wijst hij mijns inziens in de roman De Geldschie
ter. De hoofdpersoon, Lindert Hollestelle, die in
het dorp Lindert Duvel wordt genoemd, is als
woekeraar schatrijk geworden. Hoe dat zo is ge
komen, verklaart Pronk als volgt: Lindert is als
kind door jongens van zijn dorp erg gepest; hij
wil wraak en zet alles op alles om zoveel moge
lijk geld te verdienen en dat als machtsmiddel te
gebruiken. De Geldschieter is een typische beke
ringsroman. De auteur maakt de karakters van
zijn personen en hun doen en laten veel aanne
melijker dan in zijn eerdere romans. De jonge, ta
lentvolle dominee, die zich als belangrijkste taak
heeft gesteld 'de duvel' te bekeren maar nog te
voortvarend te werk gaat en te veel op eigen
kracht vertrouwt, komt heel levensecht over. Hij
erkent ook dat het niet aan zijn invloed is te dan
ken dat cle geldschieter uiteindelijk christen
wordt, maar dat God dat bewerkstelligd heeft.
Pronk heeft te veel geschreven om alles in dit
artikel te kunnen behandelen. Het boek Oesters
verdient echter zo zeer ieders aandacht, dat het
niet overgeslagen mag worden. Het lijkt mij het
belangrijkste werk van Kees Pronk: behalve
streekroman is het een mooie documentaire over
de oestercultuur van Yerseke. Na de verschrik
king van de watersnoodramp in 1953 zijn zeker
de oestertelers nauw betrokken geraakt bij de uit
voering van het Deltaplan. Velen waren bang dat
met de afsluiting van de Oosterschelde, waardoor
eb en vloed zouden verdwijnen, alle kansen voor
de mossel- en oestercultuur verkeken zouden
zijn. Dan komt de rampwinter 1962-1963- Dooi
de strenge vorst bevriezen duizenden oesters en
het meeste oesterbroed op de kweekpercelen in
de Oosterschelde. De handelaren die tevens in
mossels en kreeften deden, konden een stootje
velen. Handelde men echter alleen in oesters,
dan zag de toekomst er niet best uit. Pronk
brengt uitstekend in beeld hoe wankel het be
staan van een oesterboer was. Een landbouwer
of fruitteler heeft zijn hoeve, land of boomgaard.
De percelen van een oesterkweker liggen echter
in het water, en we weten allen hoe onbetrouw
baar dat water kan zijn! Met het recht op flinke
schadevergoedingen schakelden nogal wat bedrij
ven over op het kweken van champignons of het
fokken van kippen. Hoewel in die jaren gevreesd
werd voor de totale ondergang van de oestercul
tuur, gaat het er nu weer goed mee. In Oesters
vertelt Pronk over het verzet tegen een 'dichte'
Oosterschelde: 'Een ambachtsman hier, een win
kelier daar, een onderwijzer, en gelukkig ook wat
wetenschapsmensen. Zij staken de koppen bij el
kaar en zeiden neen tegen de deltaplanners. Eerst
klonk het aarzelend en weinig gemotiveerd. De
goêgemeente lachte er eerst maar wat om. En zij
die een vette schadevergoeding in het vooruit
zicht hadden (op grond van de Deltaschadewet)