ZEEUWSE BOEREN
9
Brabantse ncb. Pater G. van den Eisen, als 'boe-
renapostel' de grote man achter de ncb en tevens
secretaris van de Nederlandsche Boerenbond, zag
ogenblikkelijk mogelijkheden voor de organisatie
van de Zeeuwse katholieke boeren.
Van den Eisen was regelmatig te gast in 's-Hee-
renhoek. In november 1899 wist hij het bestuur
van de boerenbond te overtuigen van het nut van
een aan de bond gelieerde boerenleenbank. De
burgemeester van 's-Heerenhoek, J.G.M. Timans,
combineerde het voorzitterschap van de bond
met de functie van directeur van de bank. Zoals
Van den Eisen ook in Noorclbrabant.se dorpen ge
woon was te doen, kwam hij jaarlijks naar 's-Hee
renhoek om de boeken en de kas van de bank te
inspecteren. In januari 1901 keurde hij het eerste
jaarverslag goed. Tevens hield hij een pleidooi
voor de oprichting van boerenbonden gecombi
neerd met boerenleenbanken in alle dorpen in
Zuid-Beveland. Daarna zou dit ook in Zeeuws-
Vlaanderen moeten gebeuren. De volgende stap
was volgens hem de oprichting van een boeren
bond voor heel Zeeland. Van den Eisen was be
reid die bond voorlopig als een afdeling van de
ncb te beschouwen. In deze constructie zou er
van meet af aan gewerkt kunnen worden aan de
behartiging van de specifieke belangen van de
Zeeuwse boeren. Hij noemde in dit verband de
bietentelers en de vlasboeren op het zand in oos
telijk Zeeuws-Vlaanderen. In het Weekblad van
de ncb riep Van den Eisen personen op die 'deze
schone taak' op zich wilden nemen.
Met de plannen van de boerenapostel liep het
zo'n vaart niet. Er was een initiatief van buitenaf
noodzakelijk om in Zeeland een boerenbondsbe
weging van de grond te krijgen. Die impuls
kwam indirect van de eerste Katholiekendag van
het bisdom Breda in 1902. Op deze massaal be
zochte toogdag stond onder meer de organisatie
van katholieke boeren op de agenda. Uitkomst
van de discussie was dat de katholieke boeren in
het bisdom zich bij voorkeur in plaatselijke, ka
tholieke boerenbonden moesten organiseren.
Mocht het draagvlak daarvoor te klein zijn, dan
lag het samen optrekken met boeren van protes
tants-christelijke huize in een algemeen-christe
lijke boerenbond voor de hand. Hoe dan ook,
onder alle omstandigheden zou voor katholieke
boeren het lidmaatschap van een boerenbond de
voorkeur moeten hebben boven aansluiting bij
een liberale organisatie als de zlm. De boeren
bond had immers de zedelijk-godsdienstige be
langen hoog in het vaandel staan en was niet uit
sluitend gericht op materiële en technische
zaken, zoals de zlm. Als eis voor toetreding tot de
boerenbond gold voor alle leden dat zij 'gods
dienst, huisgezin, en eigendom' als grondslagen
van de samenleving moesten onderschrijven. Dit
betekende in de praktijk een onberispelijk kerke
lijk en maatschappelijk gedrag.
Afb. 1. Het bestuur van de Rooms-Katholieke Boerenbond Zeeuwsch-Vlaanderen, oostelijk deel, met het nieuwe vaandel,
in 1909 (Katholiek Documentatiecentrum, Nijmegen).