loemdijken
53
ïdde op de dijken van de Zak speelt hierbij een
ote rol.
jige anjer Dianthus armeria
lige anjer komt voor in vrijwel geheel Europa,
r aar is zeldzamer in het noorden. Vanaf 1950
2 in er uit heel Zeeland diverse meldingen van
vindplaatsen. Het aantal vondsten in het veldsei-
zoen van 1994 was alarmerend laag. Niet één in
d Zak, enkele op Tholen en Schouwen-Duive-
1 ad en één vindplaats in Oost Zeeuws-Vlaande-
n. Ruige anjer voelt zich het best in droge,
arme zonbeschenen zomen. Op plaatsen waar
f xperimenten zijn gedaan met afplaggen van de
jgetatie kwam de Ruige anjer massaal terug op
laatsen waar deze jaren was verdwenen. Hieruit
lijkt dat ook deze plant veel open plek nodig
eeft om te kiemen, en dat verruiging, gebrek
aan beheer of kunstmest (waardoor de zode
lichter wordt) de doodsteek zijn voor de Ruige
njer.
ïlanke mantelanjer (.Petrorhagia prolifera)
Ook de Slanke mantelanjer is een soort van
warme standplaatsen met een lichte open vegeta-
ie, zonder concurrentie van ruigtekruiden. Het is
én van de soorten die in Nederland de noord
grens van zijn verspreidingsgebied bereikt. De
Nederlandse kwakkelwinters zijn voor deze soort
mgunstig en het is dus niet alleen aan verruiging
)f vermesting te wijten dat de soort zeer zeld-
:aam is. In Zeeland zijn momenteel drie vind
plaatsen, waarvan twee dicht bij elkaar in Oost
leeuws-Vlaanderen en één op Tholen.
'ehoud en beheer van bloemdijken
oornamelijk het constante, extensieve beheer op
c e dijken heeft ertoe geleid dat de dijkflora zich
ptimaal kon ontwikkelen. Door de 'kieskeurig-
i eid' van het vee ontstond op de dijken een mo-
aï'ek van intensief en extensief begraasde delen,
truweel en zomen. Uit vegetatieopnamen blijkt
iat de waarde van het dijkengebied juist ligt in
de vele geleidelijke overgangen in vegetatie-
aatroon.9
Omdat Zeeland relatief dunbevolkt is, met veel
dijken op een kleine oppervlakte, zijn er van
oudsher veel onverharde wegen. Ook dit heeft
ten positief effect op de flora van de dijkflan-
ken.10
Uit monitoring bleek dat van de 320 kilometer
dijk, die in 1980 voldoende soorten van de lijst
van bijzondere dijkplanten bevatte om het predi
kaat bloemdijk te krijgen, er in 1991 nog 172 ki
lometer over was. Dat betekent dat het aantal ki
lometer bloemdijk in tien jaar bijna is gehalveerd;
dat is bovendien alweer acht jaar geleden. Uit di
verse onderzoeken11 bleek, dat de factor 'beheer'
een van de meest sturende factoren van bloem-
dijkvegetaties is. Een slecht beheer, zoals ener
zijds intensivering van gebruik en bemesting (wat
de zode verdicht) en anderzijds verwaarlozing en
daardoor verruiging, bleken de grootste boosdoe
ners in het proces van de teloorgang van de
bloemdijken. Uit diezelfde onderzoeken bleek
echter ook dat verruiging kan worden tegenge
gaan door een goed beheer te voeren.
Kort gezegd moet het aanbod van voedings
stoffen zo veel mogelijk worden beperkt, om de
ruigtekruiden niet de kans te geven snel stikstof
op te nemen en daarmee de concurrentie een
slag voor te zijn. Bovendien moet de vegetatie
structuur open zijn, en genoeg licht en warmte
kunnen opnemen om het de bloemdijksoorten
naar de zin te maken.
Afb. 6. Ruige anjer.
4 I