78
boekbespreking!-:'
triële ontwikkeling van Middelburg in de tweede
helft van de negentiende eeuw. Na een uitwei
ding over (internationale industrialisatieproces
sen en de plaats van de stoommachine daarin,
geeft Van Wijk dwarsdoorsnedes van de Middel
burgse industrie om de tien jaar, zoals opgete
kend in de Verslagen van Burgemeester en Wet
houders. In de slotbeschouwing doet de auteur
een poging om te verklaren waarom Middelburg
nooit een industrieel centrum is geworden.
Vrijwel alle auteurs kampen met het probleem
van een zeer uitgebreid onderzoeksveld en een
tekort aan pagina's om dit veld indringend te
kunnen betreden. De lezer vindt in het boek clan
ook veel wetenswaardigheden over de Markt, het
marktwezen en de nijverheid, maar het ontbreekt
aan echte diepgang. Een gunstige uitzondering
vormt de bijdrage van Smallegange. Door zijn on
derwerp in te perken en een duidelijke vraagstel
ling te kiezen, kan hij een mooie, coherente ana
lyse van een stukje sociaal en industrieel
verleden van Middelburg presenteren.
J.C. Dekker
L.M. Hollestelle, A.P. de Klerk, H. Uil, A. van
Waarden-Koets (red.), Werken met Zeeuwse bron
nen; Tekst en uitleg bij het lezen van archiefstuk
ken. Amsterdam, 1998. Kartons voor geschiedenis
en letterkunde, Deel 3. vi 201 blz., rijk geïllus
treerd. isbn 90-72872-18-5. Prijs: 29,50.
De laatste pakweg vijftien jaar is sprake van een
haast explosieve groei van Zeeuwse historische
boeken en boekjes. Men heeft kennelijk veel
meer tijd en interesse voor onderzoek, en bron-
nenbeherende instellingen zijn ook steeds beter
toegerust voor onderzoekers. Verder komt tegen
woordig ook zowat alles in druk uit, waarbij
kwaliteit (zowel inhoudelijk als qua uitvoering en
vormgeving) helaas nogal eens een onderge
schikte factor blijkt. Dit is overigens niet alleen
aan de auteurs te wijten, maar ook nogal eens
aan de uitgevers.
Zo nu en dan verschijnt er een titel die opvalt
te midden van de grote hoeveelheid Zeeuwse
publicaties. Werken met Zeeuwse bronnen is zo'n
boek, omdat het meer het hoe en waar van (his
torisch) onderzoek dan het resultaat ervan cen
traal stelt. Voor de in 1991 verschenen Gids voor
historisch onderzoek in Zeeland (bij dezelfde uit
gever als deel 1 in de serie) geldt hetzelfde. Deze
als deel 3 uitgegeven publicatie is te beschouwen
als een soort vervolg op de gids uit 1991 en gaat
over paleografie, de wetenschap van het lezen en
begrijpen van vroegere handschriften en schrijf
wijzen. Leesproblemen bij oude archiefteksten
hebben menige onderzoeker de nodige zweet
druppeltjes bezorgd, waardoor hij veel tijd ver
loor of afhaakte en een moderner onderwerp
voor studie koos.
Taal en zijn opgetekende vorm, schrift, zijr
voorwaarden voor communicatie. Door taal er
schrift is het mogelijk dat wij elkaar begrijpen er
ook begrijpen wat er vroeger mee werd bedoeld
De nagelaten teksten vormen op hun beurt dt
basis voor het achterhalen van het verleden, an
ders gezegd: voor geschiedschrijving. Dat er he
een en ander is veranderd in de loop der tijd, i;
niet verwonderlijk. Ons schrift is zelfs zo geëvo
lueerd, dat we het oude schrift niet meer zomaa
kunnen lezen. Daarvoor is kennis nodig var.
oude lettertekens en van de tijd waarin het schril;
werd opgetekend. Voor een beter begrip var
beide aspecten is dit boek met bijna vijftig tek
sten van archiefstukken een belangrijke aanvul
ling op de recentelijk verschenen stroom van his
torische publicaties. Het geeft de (beginnende en
gevorderde) onderzoeker een houvast bij het le
zen en begrijpen van historische archiefteksten.
De samenstellers zijn veelal afkomstig uit hei
archiefwezen. Van de vijftien auteurs zijn er
slechts drie niet bij het Rijksarchief in Zeeland ol
een gemeentearchief werkzaam. Alle Zeeuwse ar
chiefdiensten (op Vlissingen na) zijn vertegen
woordigd. Dit betekent dat de auteurs weten
waar ze het over hebben, omdat ze in hun werk
vrijwel dagelijks met dergelijke bronnen omgaan.
De redactie heeft de teksten goed verdeeld over
alle eilanden, en de teksten komen uit allerlei
soorten archieven.
Niettemin is Werken met Zeeuwse bronnen be
perkter dan het lijkt. Het behandelt namelijk al
leen de periode vóór 1800 en daarbinnen eigen
lijk alleen de tijd van de Republiek vanat
ongeveer 1570. In het Woord vooraf wordt dit
ook gemeld, maar deze beperking had best in de
titel tot uitdrukking mogen komen. Van de 49 ge
transcribeerde teksten dateren er maar liefst 46
uit de zestiende tot de achttiende eeuw, één uit
de vijftiende en twee uit de veertiende eeuw (als
de voorbeelden in het hoofdstuk Tijdrekenkunde
niet meegeteld worden). Ook de inleidingen be
handelen vooral de Republiek en verwijzen
slechts hier en daar naar de Landsheerlijke Tijd.
Wie het boek koopt voor middeleeuws onder
zoek, komt wat bedrogen uit (het onderdeel oor-
kondenleer ontbreekt eveneens). Aardig was ge
weest als er ook een Duitse tekst tussen had
gezeten, vanwege het afwijkende schrift.
Een andere beperking van deze handleiding is
dat zij alleen archivalia in engere zin betreft, na
melijk geschreven archiefstukken en geen gedrukt
of getekend bronnenmateriaal. Het lezen van bij
voorbeeld een gedrukt Gotisch lettertype is ook
niet altijd even gemakkelijk, en menige ordon
nantie is in die vorm verschenen.
De indeling hinkt wat op twee gedachten.
Enerzijds zijn er (zeer waardevolle) hoofdstukken