GENOOTSCHAPSVERZAMELINGEN
ASBEST
J.M. Moraal
41
De naam asbest heeft betrekking op een groep kristallijne mineralen met taaie, niet brandbare vezels,
waaraan in het verleden een economische waarde werd toegekend. In de oude verzameling van het
Zeeuws Genootschap (volgens de Naamlijst 1869) komt deze groep voor, onder de nummers 390 tot en
met 404. De in 1994 aangekochte verzameling uit Engeland (zie Archief 1994) bevat een tiental stuks.
In dit artikel zal hier nader op ingegaan worden; tevens zijn enkele stukken uil particuliere verzamelin
gen onderzocht.
Het mineraal dat nu asbest wordt genoemd, ken
den de klassieken onder de naam amiantos
lithos ('reine steen'), lana montana ('bergwol')
en linum vivum ('onverwoestbaar vlas'). De
naam asbestos ('a-sbestos') werd wel gebruikt
voor ongebluste kalk die met water heet wordt.
Onbekendheid met scheikundige verbindingen
en de kristalstructuur van de betrokken elemen
ten van mineralen met vezelstructuren leidde tot
een verkeerd gebruik van de naam asbest.
De beroemde Franse mineraloog en kristallo-
graaf R.J.H. Haüy (1743-1822) stelde omstreeks
1801 voor om mineralen met over het algemeen
stengelige tot vezelige habitus onder te brengen
in een groep vezelsplijters, die hij amfibolen
noemde (Gr. amphibolos, 'dubbelzinnig', 'onze
ker'). 'Vezelsplijters' is dus een benaming voor
mineralen met een vezelachtige structuur. De am
fibolen hebben veel gemeen met een andere
groep vezelsplijters, de pyroxenen (Gr. pyr,
'vuur', xenos, 'vreemd'). Mineralen uit deze laatste
groep komen vooral voor in magnetische ge
steenten. Beide groepen waren moeilijk van el
kaar te onderscheiden.
Omstreeks 1930 verkreeg men hierin meer dui
delijkheid door de introductie van de röntgenana-
lyse. Hiermee kon de atoomstructuur van de kris
tallen worden vastgesteld, waardoor het mogelijk
was een basis voor een indeling te leggen. Deze
analyse bracht voor mineralen van een natuur
lijke familie eenzelfde opbouw aan het licht; dit
in tegenstelling tot een analyse van de chemische
samenstelling.
Momenteel is een elementanalyse van losse ve
zels mogelijk, met behulp van de elektronenmi
croscoop.
Mineralogen onderscheiden de mineralen naar
samenstelling en kristalstructuur, terwijl mijn-
bouwkundigen naar de eigenschappen van het
gesteente kijken en de kwaliteit van de vezels.
Voor hen is een zestal leden van de oorspronke
lijke asbestgroep van belang:
- Chiysotiel (serpentijnasbest);
- Crocidoliet (blauwe asbest);
- Amosiet (bruine asbest);
- Anthophylliet;
- Tremoliet;
- Actinoliet.
De drie laatst genoemde zijn van gering econo
misch belang geweest.
Daarnaast wordt asbest door de mineraloog in
twee belangrijke groepen onderverdeeld:
- De serpentijnasbest chiysotiel behoort tot de
phyllosilicaten (Gr. phyllon, 'blad'). In deze groep
Afb. 1. Hoornblende, oucle verzameling Zeeuws genoot
schap.