DE BLOEMEN VAN DE ZEEUWSE BLOEMDIJKEN 47 Geertje van der Krogt Tekeningen: Awie de Zwart "Al ruim tweeduizend jaar proberen de Zeeuwen het Deltagebied te bebouwen", schreef Ad Beenhakker in het decembernummer van dit blad in 1995Maar sinds een jaar of duizend ging dat de Zeeuwen heel wat gemakkelijker af dan claaivoor. Dijken bouwen was de nieuwe strategie. Hoe meer land werd ingepolderd, hoe meer dijken binnendijks kwamen te liggen. Hoewel het waterkerende belang van de binnendijken al lang is verdwenen, moeten we de dijken toch koesteren. Koesteren om hun cultuurhis torische waarde, maar ook om hun natuurwetenschappelijke waarde. Dijken wijken in een aantal opzichten af van hun veelal vlakke omgeving, overwegend vlakke pol ders. Door het reliëf is er een warme zijde (vooral de zuidkant) met sterke instraling van zonlicht. De andere zijde is juist wat koeler. Door het reliëf en de vaak aanwezige struiken en bo men, is er in ieder geval plaatselijk luwte, wat met name voor insecten (vlinders) van belang is. De bovenkant van de dijk is droog (goed ontwa terd), waardoor deze vaak ook wat voedselarmer is. De onderkant is wat vochtiger en voedselrij ker. (afb. 1) Naast het microklimaat is vooral het beheer be palend voor de bijzondere vegetatie. Van oudsher waren de dijken begroeid met grazige vegetatie. Koeienwachters en schapenhoeders deden er da gelijks hun ronde. Andere stukken werden ge hooid voor wintervoer. Op verder weg gelegen dijken werd hout geteeld. Kunstmest bestond nog niet en de kostbare stalmest gebruikte men liever alleen op de akkertjes. Gras op de dijken was er immers altijd. Door de ontwikkeling van de landbouw en de steeds groter wordende ruimtebehoefte van de mens, werden tijd en grond een schaars goed in Nederland. Elke vierkante meter moest optimaal benut worden. En zo kwam het, dat dijken wer den afgegraven of, waar dat mogelijk was, inten sief beweid en bemest. Ook werden er vaak po pulieren geplant. De overige dijken werden gebrand of niet meer gebruikt. Mede als gevolg van de luchtverontreiniging (stikstof-depositie) verruigden' deze dijken. Bloemdijken werden steeds meer tot braam- en brandnetelruigten, populierenbosjes of raaigrasweiden, en oorspron kelijke waardevolle dijkvegetatie is slechts op weinig plekken meer terug te vinden. De dijken die als bloemdijk worden aangeduid zijn niet of weinig beplant en bestaan uit onbe- mest grasland, al dan niet in afwisseling met zoomvegetaties en struiken. Wat is er dan zo bij zonder waardevol aan die oorspronkelijke dijkve- getaties en welke bloemen 'maken' een dijk tot bloemdijk? Om die vragen te beantwoorden dui ken we in een stukje plantengeografie en plan- tensociologie. Geografie Plantensoorten vertonen onderling verschillen in zeldzaamheid, en zijn niet gelijkmatig over de hele wereld verspreid. Op grond van onderlinge overeenkomsten tussen de verspreidingspatronen van de verschillende plantensoorten wordt de wereld verdeeld in floragebieden. Om versprei dingspatronen van plantensoorten in Europa weer te geven is Europa verdeeld in zogenaamde 'floraprovincies'. Nederland ligt vrijwel geheel in de Atlantische provincie, die zich kenmerkt door zachte winters en niet zo warme zomers. Zeeland is binnen Nederland het meest uitgesproken At lantisch. Het is verweven met de zee en ligt vrij zuidelijk. Met name de winters zijn zacht. Ook is het verdampingsoverschot vooral in de kuststreek beperkt, wat uitspoeling van kalk reduceert. Nederland is op zijn beurt verdeeld in zoge naamde 'floradistricten'.2 De Zeeuwse en Zuid- Hollandse dijken vallen voor het overgrote deel in het Estuariendistrict. Het Estuariendistrict is een van de Hafdistricten. Grofweg komt dit over een met dat deel van Nederland dat door de mens op de zee is veroverd. Het meest kenmerkende voor het Estuariendis trict is de dijkflora, die rijk is aan zuidelijke soor ten. Sommigen daarvan zijn specifiek voor het Estuariendistrict, anderen komen ook voor in het Zuid-Limburgs district, het Renodunaal district (de duinen) en/of het Fluviatiel district (de rivie ren). Voor zover ze ook in het Fluviatiel district voorkomen, worden ze tot de stroomdalplanten gerekend. Dit zijn planten die zich vanuit Mid den-Europa langs de rivieren, tot in de laagvlakte hebben verspreid. Stroomdalplanten zijn met name te vinden in droge graslanden en zomen op kalkhoudende grond. Dit is nu juist het bio-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1999 | | pagina 9