HET LANDSCHAP VAN OVERFLAKKEE: ZEEUWS EN TOCH ANDERS 81 Ad Beenhakker Het gebeurt nog geregeld, dat de radionieuwsdienst of de landelijke pers melding maakt van een ge beurtenis in 'Middelharnis in Zeeland'. De Zeeuwen en de Flakkeeënaars schudden dan weer eens het hoofd over zoveel domheid. Middelharnis ligt immers op Goeree-Overflakk.ee en dat behoort sinds jaar en dag tot Zuid-Holland. Toch is de vergissing wel begrijpelijk Goeree-Overflakk.ee lijkt qua landschap, natuur en dialect meer op de Zeeuwse dan op de overige Zuid-Hollandse eilanden. In dit artikel wordt nagegaan hoe Zeeuws het landschap van Overflakkee is. Het duineiland Goeree, dat in menig opzicht een overgangsgebied vormt tussen de Zeeuivse en de Hollandse duingebieden, laten we hier verder bui ten beschouwing. Drie typen polders Toen in de twaalfde eeuw een begin werd ge maakt met de systematische bedijking van Zee land, waren Zeeuws-Vlaanderen en de Zeeuwse eilanden al enkele eeuwen bewoond. Het ging hier dan ook om een defensieve bedijking: het beveiligen van reeds bewoond land. De bevol king had zich hoofdzakelijk gevestigd op de ho gere delen van de schorren, dat wil zeggen aan de binnenduinrand en op de zandige kreekrug gen, die waren ontstaan door opvulling van oude kreekbeddingen. Nog steeds is de bevolking van de oude eilandkernen geconcentreerd op de kreekruggen. Vooral op Walcheren, Zuicl-Beve- land en Schouwen-Duiveland is dat nog goed waarneembaar. Dit oudste polderlandschap wordt verder ge kenmerkt door een onregelmatig verkavelingspa troon, waarin de oorspronkelijke krekenstructuur van de schorren nog goed herkenbaar is. De kreekruggen worden afgewisseld met lager gele gen poelgronden, die veelal als grasland in ge bruik zijn. Deze inpolderingsfase werd omstreeks 1200 afgerond. Gedurende de dertiende tot en met de vijf tiende eeuw werden deze kerneilanden geleide lijk uitgebreid door het inpolderen van stukken schor langs de randen. Hierdoor ontstond het landschap met de kleine polders en de vele dij ken, dat zo karakteristiek is voor de Zak van Zuid-Beveland, maar dat ook op andere eilanden voorkomt. Daarbij werden sommige getijdegeu len, zoals de Zwake op Zuid-Beveland en de Gouwe op Schouwen-Duiveland, afgedamd en geheel ingepolderd. Vanaf omstreeks 1600 ontstaat een geheel nieuw poldertype: grote vlakke polders met een regelmatige rechthoekige verkaveling. De plan nen voor deze polders werden vooraf op de te kentafel ontworpen door landmeters, die de in te dijken schorren nauwkeurig in kaart hadden ge bracht. Deze polders worden gekenmerkt door hun lange kaarsrechte wegen, loodrecht op el kaar. Zulke polders vinden we vooral op Noord- Beveland en in Zeeuws-Vlaanderen. Dit verkave lingstype is in feite in zwang gebleven tot in onze tijd. In grote lijn kunnen we in het Zeeuwse polder landschap dus drie typen polders onderscheiden: de oude kerneilanden met hun kreekruggen, poelgronden en onregelmatige verkaveling, de kleine polders met de vele dijken, hoofdzakelijk in de middeleeuwen ontstaan, en het moderne polderlandschap met een strakke rechthoekige verkaveling. Het vlakke water Bij het bestuderen van de bodemkaarten van de oudste inpolderingen valt het op, dat goed ont wikkelde kreekruggen inderdaad alleen op Wal cheren en Zuid-Beveland en in mindere mate op Schouwen te zien zijn. Ook is het opmerkens waard, dat de grootte van de middeleeuwse kern eilanden naar het noorden en oosten afneemt. Zo kon Zeeuws-Vlaanderen vrijwel als één geheel aan het pleistocene zand worden aangedijkt, en kwamen Walcheren, de Breede Watering van Zuid-Beveland en Schouwen als grote aaneenge sloten bedijkingen tot stand. Verder weg naar het oosten en noorden moest men zich echter behel pen met kleinere bedijkingen, zoals Duiveland en Dreischor. Op Tholen kwamen vijf afzonderlijke bedijkingen tot stand, en deze lagen alle in het zuidelijke gedeelte van het tegenwoordige eiland: Stavenisse, Sint-Maartensdijk, Scherpenisse, Poort vliet en Schakerloo. In het mondingsgebied van Rijn en Maas was iets dergelijks aan de hand. Ook hier vond de be dijking plaats in de vorm van betrekkelijk kleine afzonderlijke eilanden. Het Oudeland van Strijen, het Oudeland van Putten en Abbenbroek zijn met hun ronde vorm en hun lage, veenachtige mid dengedeelte nog goed als oorspronkelijke kernei-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 1999 | | pagina 3