AANWINSTEN
105
Aanwinsten collectie Kunst, kunstnijverheid
en historische voorwerpen
Eind 1999 kwam het Zeeuws Genootschap in het
bezit van een schilderij dat volgens een aanteke
ning op de achterkant een portret van de Middel
burgse koopman Pieter Jacobus Serlé (1760-
1822) is. Serlé, die met zijn vrouw Helena Maatje
Sohier en hun drie kinderen op de Dam nummer
G 53 woonde, behoorde tot de Middelburgse
elite. Als koopman in granen gaf hij tevens gedu
rende een aantal jaren leiding aan de bierbrou
werij de Vijfhoek. Bestuurlijk was hij actief als lid
van de Raad van Walcheren en commissaris van
de Assurantiekamer en het Waterrecht. In juli
1810 werd hij lid van de raad van het arondisse-
ment en enkele maanden later ook van die van
de gemeente Middelburg. Financieel ging het
hem voor de wind. In 1812 behoorde hij tot de
tien hoogst aangeslagenen in deze stad met een
geschat persoonlijk vermogen van 200.000 francs.
De jaarlijkse omzet van zijn handelsfirma 'Serlé
en zoon' (voor de revolutie geschat op meer dan
10 miljoen francs) was in het schattingsjaar 1812
uiteraard teruggelopen, maar nog altijd goed voor
een slordige miljoen francs. Men wist hem dan
ook steeds te vinden wanneer er geld of goede
ren gevorderd moesten worden. Alleen al bij de
graanrequisitie was zijn bijdrage 53719 gulden
waard! Toen in het vroege voorjaar van 1814 de
burgerij werd aangeslagen voor de opknapkosten
van de verdedigingswerken in Vlissingen en van
de honderd kapitaalkrachtigste inwoners van het
eiland een extra bijdrage werd gevraagd, protes
teerde Serlé dan ook heftig. Hij had genoeg bijge
dragen. Na het vertrek van de Fransen bleef deze
koopman actief meedraaien in het Middelburgse
circuit. In 1817 heette hij als voorzitter van de
commissie ter inwijding van de nieuwe haven ko
ning Willem i met een toespraak welkom en
bood hij de vorst als blijk van erkentenis namens
de Middelburgse kooplieden een gouden door
[ohan Pieter Bourjé ontworpen gedenkpenning
aan.
Pieter Jacobus Serlé was een actief lid van het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.
Vanaf 1797 tot 1822 was hij directeur. Hij zat drie
maal in de jury ter beoordeling van prijsvragen
1794, 1798, 1799) en droeg in 1797 zelf een on
derwerp aan. Hij moet een praktisch ingesteld
nens geweest zijn. Prijsvraag 54 werd uitgeschre-
v'en met als onderwerp de vraag hoe men de ar-
nen nuttige arbeid zou kunnen laten verrichten,
opdat ze niet afhankelijk zouden zijn van de ar-
uenkassen. Goed voor de armen natuurlijk, maar
ooral ook voor de kas! In 1816 diende Serlé
togmaals een opzet voor een prijsvraag in. Deze
keer viel zijn suggestie minder in de smaak. Een
prijsvraag waarbij de deelnemers zich moesten
buigen over de vraag of geleerde maatschappijen
ook voor de eigen leden van nut konden zijn,
zag men blijkbaar niet zitten.
P.J. Serlé heeft het genootschap, geheel in de
lijn van zijn tijdgenoten, diverse schenkingen ge
daan. Zijn belangstelling lag vooral op het gebied
van de naturalia. Zijn eerste geschenk op 4 febru
ari 1795, was een 'zeer fraaij wit weseltje op dit
eiland gevangen', in 1818 volgde een leguaan op
sterk water. In 1806 schonk hij een deel van zijn
verzameling 'in- en uitlandsche' houtsoorten met
de belofte deze in de komende jaren aan te vul
len. Twaalf jaar later, in 1818, kwam hij deze toe
zegging na en volgde de rest van zijn collectie,
inmiddels opgelopen tot '160 soorten, in een
fraaije orde gerangschikt en genummerd' met bij
behorende catalogus. Deze verzameling houten
blokjes uit Oost en West, geborgen in een kastje
met laden, behoort nog steeds tot het bezit van
het genootschap. Dergelijke xylotheken waren
populair in het begin van de negentiende eeuw,
doch zijn door de vele kleine onderdelen waaruit
zij zijn opgebouwd, zelden compleet bewaard
gebleven. Of de verzameling van Serlé zich wel
nog in goede staat bevindt, is op dit moment he
laas niet na te gaan, doordat het kastje in kwestie
zich in een tijdelijk depot van het Zeeuws Mu-
Afb. 1. Portret van P.J. Serlé (1760-1822), olieverf op doek.
Toegeschreven aan J.P. Bourjé. ZA, coll. KZGW.