SCHOTSE RECHTSPRAAK
49
ring. Ook mochten de Schotten een eigen arts,
chirurg, barbier en apotheker in dienst nemen.
Als onderkomen voor de Schotse kooplui werd
een 'conciergerie' aangeboden, een huis waar zij
gratis konden logeren, eten en drinken zonder
accijns op bier en wijn." Behalve een eigen kerk
en onderkomen kregen zij een eigen publiek
speel- en jachtterrein buiten Veere voor kasteel
Sandenburgh. Tevens werd er apart voor de
Schotten een gevangenis ingericht, terwijl zij ook
de gevangenis van de stad Veere mochten gebrui
ken. Indien iemand van de Schotse natie een de
lict zou begaan waarvoor hij 'capitalijck' gestraft
behoorde te worden 'met het verlies van sijn le
ven of eenigh lit', dan werden zijn goederen niet
verbeurd verklaard, maar aan zijn erfgenamen ge
geven. Ook het recht van represaille zou niet
worden uitgeoefend: niemand werd aansprakelijk
gesteld voor de schuld van een ander. Dat wil
zeggen dat een Schot niet door een inwoner van
Veere kon worden aangesproken voor een schuld
van een Schotse landgenoot. Eenieder was aan
sprakelijk voor zijn eigen schulden. Interessant is
de jurisdictie binnen de stapel.
De conservator: rechter in Veere
Aan het hoofd van de stapel stond de zogeheten
conservator. Hij werd gekozen en benoemd door
de Kroon. De 'Convention of Royal Burghs' heeft
dit keuzerecht altijd betwist. Dikwijls protesteerde
de Conventie dan ook tegen de keuze, omdat zij
de kandidaat niet geschikt achtte voor de post,
soms met succes."' De conservator was niet onaf
hankelijk, maar ondeiworpen aan de Conventie.
Hij was bekleed met overheidsgezag: met be
stuur, wetgeving en rechtspraak. Hij moest ervoor
waken dat Veere de privileges nakwam en kreeg
uitgebreide bevoegdheden de im- en exporthan-
del in de stapelhaven te controleren. Hij kon
daartoe wetten opstellen. Zo bepaalde de conser
vator bijvoorbeeld op 16 mei l644, dat de koop
lieden voortaan verplicht waren gedetailleerd op
gaaf te doen van de goederen die zij hadden
meegebracht, en de belasting te betalen, voordat
zij hun schip gingen uitladen.17 Een ander voor
beeld is de wet van 23 augustus 1734. Deze werd
opgesteld omdat de praktijk was ontstaan dat
kooplieden en kapiteins voorraden naar Middel
burg verscheepten om ze daar te verhandelen.18
Stapelgoederen mochten echter alleen in Veere
worden verhandeld. De conservator bepaalde dat
de boete op het overtreden van die regel één
gulden bedroeg voor elk dozijn dat elders werd
verkocht. Om ervoor te zorgen dat deze wetten
werden nageleefd, had hij jurisdictie.19 Zo veroor
deelde hij in 1738 Georg Shand, koopman uit
Aberdeen, tot het betalen van tien gulden, omdat
hij goederen in Middelburg had verkocht. Zijn
verweer dat hij niet op de hoogte was van de
hiervoor genoemde wet van 1734 en dat het ver
kopen van goederen in Middelburg bij zijn aan
komst in Veere de algemene praktijk bleek te
zijn, mocht niet baten.20
Al in het jaar 1503 had James iv in een 'Act of
Parliament' bepaald, dat de conservator jurisdictie
had over de Schotten die overzee verkeerden.-1
Deze maatregel was noodzakelijk, omdat Schotse
kooplieden overzee vaak verwikkeld raakten in
procedures waarvan de kosten hoog opliepen.
De conservator werd geassisteerd 'by a bench of
six of the best and most honest merchants'. Te
vens bepaalde genoemde wet dat de conservator,
of in zijn plaats een procurator of deputeejaar
lijks naar Schotland moest komen om zich te ver
antwoorden. De jurisdictie van de conservator
berustte overigens niet alleen op een wet van het
Schotse parlement, maar ook op afspraken met
de stad Veere. Omdat de competentie van de
conservator ten opzichte van de plaatselijke ma
gistraat duidelijk moest worden afgebakend, is
het niet verwonderlijk dat bovenstaande compe-
tentieregels zijn terug te vinden in de stapelcon
tracten met Veere. Als uitgangspunt dienen de
contracten van 1578, 1612, 1676 en 1697.
De conservator had jurisdictie over alle perso
nen en goederen die tot de stapel behoorden. Zo
oordeelde hij in civiele en criminele zaken tussen
personen van de Schotse nationaliteit. Hij oor
deelde naar Schots recht.22 Tegen het vonnis van
de conservator konden partijen geen hoger be
roep aantekenen. De magistraat van Veere had in
deze zaken geen jurisdictie. Wel kon de conser
vator laatstgenoemde om assistentie vragen, in
dien er moeilijkheden rezen bij de executie van
zijn vonnissen.
Indien een Schot een civiele zaak aanhangig
wilde maken tegen een inwoner van Veere, dan
moest hij zich ook vervoegen bij de conservator.
In het omgekeerde geval echter, indien een
'Duytsman' een Schot wilde dagvaarden, moest
de eiser zich wenden tot de plaatselijke magi
straat. In beide gevallen werd de zaak vervolgens
afgedaan door een zestal zogeheten 'vredema-
kers', die jaarlijks door de conservator en de ma
gistraat van Veere werden gekozen; ieder be
noemde er drie. Hier was derhalve sprake van
een vorm van arbitrage.23 Kwamen de arbiters
niet tot een oordeel, omdat de stemmen staakten,
dan kozen zij een 'super-arbiter' die vonnis moest
vellen. Wilden partijen zich niet aan het vonnis
van de arbiter onderwerpen, dan deed de recht
bank te Veere ten overstaan van de conservator
uitspraak.
Indien een Schots burger moest verschijnen
voor de Heren Staten van Zeeland, de Heren van
de Admiraliteit of de Raad van Middelburg - het
zij doordat zijn schip was opgehouden of zijn
goederen waren geconfisceerd dan was de ma-