Een overgangsfiguur Opvallend is Gossaerts mobiliteit. Zeker, schilders trokken bij het begin van de eeuw nog van stad naar stad, van gilde naar gilde, maar hofschilders waren in het algemeen meer aan een plaats en een patroon gebonden. Dat laatste lijkt bij GossaeTt niet het geval te zijn. In zijn kunst wereld was hij op zoek naar nieuwe ontdekkingen, woonde op vele plaatsen en reisde, vaak met collega-beeldend kunstenaars heel wat af. Hij stelde zich vrijmachtig buiten de bestaande orde en hield er kennelijk een nogal ongebonden levenswijze op na. Hij kreeg geldproblemen en belandde in de gevangenis. Dat hing samen met het streven van de kunstenaar om zijn positie als karig beloonde handarbeider te ontstijgen en zich als rijker voor te doen.9 In 1526 bijvoorbeeld probeerden Jan Gossaert en Lucas van Leyden op een rondreis de gezeten burgerij te imponeren met feestbanketten en kostbare kleding. Gossaert wilde vooral ontwerpen. Hij ontwierp dan ook kerkmeubels, glasramen, grafmonumenten, praalwagens en penningen. Een mens kortom, een uomo universaledie typerend genoemd kan worden voor de overgang van de middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd. De artikelen in Kunstschrift ln Kunstschrift is de in het begin weergegeven anekdote uitgangspunt in het artikel van Stephanie Schrader, 'De schilder en de koning'. Zij geeft aan dat Van Mander de anekdote niet zo maar vertelde, maar de bedoeling had met de imitatie aan te geven dat het echte voorbeeldige damast overtroffen werd. ln een leerdicht maakte hij duidelijk dat schildersleerlingen hun voorbeelden moesten verbeteren, transformeren. Schrader illustreert hoe ook Gossaert dat deed in zijn schilderijen. Er zijn trouwens vele beschrijvingen van dure mantels, schoeisel, juwelen en hoofddeksels die in Bourgondische hofkringen gebruikt werden. Het was dan ook een bestaande praktijk om het budget enigszins in de hand te houden door kostbare stoffen na te maken. De conclusie van Schrader is dat al die kleren, de welstand die daarmee zichtbaar werd gemaakt, klaarblijkelijk een manifestatie van de levensstijl voor de hoogste aristocratie waren. Ze had hier trouwens wel mogen spreken van 'de Bourgondische theaterstaat'. Verder gaat Schrader in op de manier waarop Gossaert het Portret van een Bourgondisch edelman met veel aristocratische elegantie gemaakt heeft. Al die kreuken en vouwen, rimpels en plooien suggereren een onmetelijke rijkdom. Een levend toonbeeld van luxe. Zij gaat er daarbij van uit dat het hier gaat om een portret van Karei van Bourgondië, heer van Bredam, 'een stadje bij Luik'. Dat laatste lijkt niet juist: Bredam, Brigdamme ligt bij Middelburg. Daarmee zou hij in de Zeeuwse omgeving gesitueerd kunnen worden, waar zo velen van zijn familie een rol van betekenis speelden. Er is trouwens ook gedacht dat het een portret is van Adolf van Bourgondië.10 Met andere woorden: dit portret zou Portret van een 'Zeeuwse' Bourgondiër genoemd kunnen wor den... ln 'Elk zijn smaak' gaat Lars Hendrikman in op de smaak van het publiek. De schilderkunst uit de Nederlanden gold in de vijftiende eeuw als de absolute top en dat bleef ook lang in de zestiende eeuw nog het geval. Het Spaanse hof bijvoorbeeld bleef heel de zestiende eeuw door schilderijen uit de Nederlanden importeren. De Antwerpse maniëristen, waartoe ook Gossaert behoord heeft, verkochten hun kleine retabels met een beperkte iconografie - in serie gemaakt en dus tegen een schappelijke prijs - tot diep in Zweden. Men paste zich aan de klant aan. Voor Margaretha van Oostenrijk, regentes van de Nederlanden, verwerkte men Italiaanse invloeden, maar voor Christiaan II van Denemarken werd de Duits-Nederlandse traditie gebruikt. Ann-Sophie Lehmann schrijft in 'Adam en Eva' over de paradenaakten van het noorden. Zij vergelijkt daarbij de beeldende kunstenaars uit het noorden met die uit het zuiden. Maar ook maakt ze de vergelijking tussen vroegere en contemporaine naakten, waarbij zij duidelijk maakt dat iemand als Jan van Eyck bijvoorbeeld al genre-achtige taferelen maakte met naakte badende vrouwen en natuurlijk ook Adam en Eva voor zijn rekening nam. Zo nieuw was Gossaert dus niet, maar hij voegde aan zijn Adam en Eva's wel iets toe: 'suspense'. Lehmann vermeldt dat in Duitsland in de werkplaats van Lucas Cranach honderden naakten, waaronder veel Adam en Eva's, aan de lopende band werden gemaakt, maar dat de suspense van Gossaert daar had plaats gemaakt voor 'gezelligheid', kennelijk was dat in overeenstemming met de vraag van de Duitse vorstenhoven. Jan Gossaert en Zeeland 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2002 | | pagina 21