Land boven water is cultuurhistorica en werkzaam
De landschappelijke gevolgen van de watersnoodramp
op Schouwen-Duiveland en Tholen
Luc Korpel
bij Staatsbosbeheer te Middelburg.
Bianca de Vlieger
is landschapsvormgever en verbonden
aan de Dienst Landelijk Gebied te Goes.
Het is algemeen bekend dat de watersnoodramp
van 1953 ingrijpende gevolgen heeft gehad
voor het landschap op Schouwen-Duiveland en
Tholen.' Maar waarom nu juist die gevolgen en
waar werden de keuzes voor de veranderingen
door bepaald?
Het landschap in 1950: water boven land
Vóór de watersnoodramp van 1953 liggen
Schouwen-Duiveland en Tholen in een Nederland
dat in het teken staat van de wederopbouw.
De sporen van de Tweede Wereldoorlog moeten
zo snel mogelijk worden uitgewist en met de
Marshallhulp zijn er mogelijkheden om het land
een economische impuls te geven. En dat is hard
nodig. De drie pijlers waarop de Nederlandse
economie rustte - Nederlands-lndië, de handel
met Duitsland en de dienstverlenende sector -
zijn door de oorlog weggeslagen. Nederland
moet met een schone lei beginnen. Er heerst
eind jaren veertig dan ook een sfeer van keihard
werken; de motivatie is enorm en rond 1950 is
Nederland al een heel eind opgekrabbeld.
Schouwen-Duiveland blijft in deze ontwikkelingen
nogal achter, in schril contrast met bijvoorbeeld
Walcheren, dat wél voortvarend 'weder opge
bouwd' wordt.2 De chaos die de Duitsers hebben
achtergelaten, bestaat op dit eiland uit vernielde
voorzieningen, verstoorde verbindingen met
Rotterdam en een door inundaties verzilt
landbouwgebied. De zoute bodem kan worden
hersteld met gips, maar het isolement van
Schouwen-Duiveland kan niet zo eenvoudig
worden opgeheven. Langzamerhand heeft het
vervoer over land ook het goederenvervoer over
water definitief verdrongen en dat brengt het
eiland wat de economie betreft achterstand.
Schouwen-Duiveland drijft op de landbouw,
hoewel er in het westen van het eiland steeds
meer verdiensten komen uit de recreatie.
Met name bewoners uit de Randstad zoeken
op Schouwen het strand en de rust op.
Schouwen-Duiveland van vóór de watersnoodramp
heeft een fraai, gevarieerd landschap. Het duin
gebied heeft een natuurlijk karakter; de binnen-
duinrand oogt pittoresk met de fraaie dorpen
Burgh-Haamstede en Renesse. Het oostelijk
deel van Schouwen heeft een vergelijkbare klein
schaligheid, maar is zeer open. Die openheid is
iets minder op Duiveland, omdat de polders daar
kleiner zijn en de polderdijken beplant zijn met
bomen. Waar werd dit gevarieerde, kleinschalige
landschap nu door bepaald?
Tot in de late Middeleeuwen heeft het huidige
Schouwen-Duiveland uit drie eilanden bestaan:
Schouwen, üreischor en Duiveland. Tientallen
vloeden teisterden de eilanden en steeds opnieuw
ging door inpoldering gewonnen land ook
weer (deels) verloren. Na de dramatische Sint-
Felixvloed van 1 530 gingen de bewoners zoals
altijd aan het werk om het verloren land te
herwinnen, zij het dat de wijze van inpolderen
toen anders was dan voorheen: veel mensen
werkten op grote schaal met veel materiaal en
vooraf werd eerst een plan gemaakt voor het
in te polderen gebied. Dit verklaart de grotere en
rationelere verkaveling van de nieuwlandpolders,
vergeleken met de kleinschalige verkaveling van
de polder Schouwen en de polder Vierbannen,
die nog dateerden van vóór 1200. Het geven en
nemen van de zee was echter steeds bepalend
voor de vorming van het landschap.
De grillen van het water vormden ook achter de
dijken het landschap. Omdat de eilandbewoners
zich voortdurend bewust waren van overstro
mingsgevaar, deden ze er alles aan om de dijken
sterk genoeg te maken. Uit angst voor dijkvallen
werd bijvoorbeeld op veel plaatsen een reservedijk
achter de zeedijk aangelegd.3 De grond hiervoor
werd achter de zeedijk weggehaald, zodat daar
een lage, natte polder - een inlaag - ontstond.
Soms ook werd er geen tweede dijk aangelegd,
maar werd de bestaande dijk versterkt en
verhoogd met grond van vlak achter de dijk.
Zo ontstonden zogenaamde karrenvelden.
Langs de gehele kust van Schouwen-Duiveland,
maar met name aan de zuidkant zijn deze
inlagen en karrenvelden te vinden. Deze gebieden
werden zo mogelijk gebruikt als weiland, maar
in veel gevallen waren ze zelfs daarvoor te nat
en was het grondwater te zout.
Land boven water
17