Het in later tijden opgeroepen romantische beeld
van de avontuurlijke reizen naar de Oost, met
grote schepen en door stoere mannen, is volstrekt
misplaatst. In werkelijkheid moesten de beman
ningen, naast het ondergaan van fysieke en
psychische ontberingen, opereren op basis van
strikt vastgestelde schema's en reglementen. In
1627 hadden de voc-bewindhebbers bijvoorbeeld
bepaald dat de schepen volgens een vaste koers
de evenaar moesten passeren. De 'Wagespoor'
(of 'Karrespoor' of 'Wageweg') was een fictieve
vaargeul die vanaf de Kaapverdische Eilanden
gevolgd moest worden. De Raadhuis van
Middelburg voer ongeveer halverwege april via
deze route. Op 22 april volgde een nieuwe
koerswijziging in zuidwestelijke richting. Volgens
de voorgeschreven koers diende het schip langs
de Braziliaanse kust naar het zuiden te zeilen.
Buijs meldde dat men op 26 april een Engels
slavenschip tegenkwam. De slavenvaart liep vanaf
de Afrikaanse Goudkust naar Amerika en kruiste
dus de route naar de Oost. In de wateren op
het zuidelijk halfrond waren ontmoetingen met
andere schepen betrekkelijk zeldzaam. De Raad
huis van Middelburg had van mogelijke vijanden
dus weinig te duchten. Het schip was uitgerust
met 28 kanonnen en vier metalen bassen, hand
zame ijzeren stukken geschut, en Buijs schreef
menigmaal in het scheepsjournaal dat 'het kruyt
gekeerd was'. Door het buskruit op deze wijze
droog te houden, was het direct inzetbaar.
Om de dagelijkse sleur voor de bemanning nog
enigszins te onderbreken gaf Buijs opdracht
onderhoud aan het schip te plegen. Zo werd op
21 april het tussendek schoongemaakt, werden
op 3 mei de kabels en het kabelgat onderhouden
en één dag later werd het schip geteerd. De
Raadhuis van Middelburg bereikte op 9 mei de
Braziliaanse kust. Buijs berichtte dat men die dag
de Abrolhosklippen passeerde. Deze gevaarlijke
klippen waren vernoemd naar het Portugese
'abre-olhos' ('houd uw ogen open').11 De volgende
dag werd de 'hel', een donkere opslagruimte
voor in het schip, leeggemaakt. Tevreden schreef
de schipper in zijn journaal dat er volgens de
inventarislijst niets ontbrak. De Raadhuis van
Middelburg voer langs de Braziliaanse kust tot
ongeveer 30° z.B. Op deze hoogte kon men,
gebruikmakend van de gunstige westenwinden,
Kaap de Goede Hoop bereiken door pal naar het
oosten te varen. Dat hier hoge snelheden bereikt
konden worden, blijkt wel uit het feit dat op
28 mei, ondanks het breken van de spies van
het voorzeil, 39 mijl werd afgelegd. Op 5 juni
berichtte Buijs in het journaal dat een zeil was
gezien. De volgende middag bleek dat afkomstig
te zijn van een 'Amsterdammer'. Hoogstwaar
schijnlijk betrof het hier het voc-schip Huis ten
Donck (650 ton), dat op 22 oktober 1716 ver
trokken was uit Amsterdam.12 Op 12 juni kwam
de Afrikaanse kust in zicht. Buien en een zware
storm één dag later bemoeilijkten de voorgang
van het schip. Vijf dagen later zag de bemanning
Kaap de Goede Hoop liggen en op 19 juni voer
de Raadhuis van Middelburg de Tafelbaai bin
nen.
In 1652 werd aan de Kaap de Goede Hoop een
permanent verversingsstation gevestigd. De uit
en thuisvarende voc-schepen waren verplicht
te stoppen bij deze zogenoemde 'herberg van
twee zeeën'. In eind juni 1717 lagen naast de
Raadhuis van Middelburg dan nog vijf schepen
in de Tafelbaai, waaronder de Huis ten Donck
dat een dag later aangekomen was. Doorgaans
duurde de reis vanuit de Republiek naar de
Kaapkolonie ongeveer 140 dagen. De Raadhuis
van Middelburg had de tocht in slechts 102
dagen volbracht. Een snelle reis was van groot
van belang voor de gezondheid van de beman
ning. De scheepskost bestaande uit bier, brood,
scheepsbeschuit, pekelvlees, gort, erwten, bonen
en stokvis bevatte veel calorieën, maar weinig
vitaminen. Na vier a vijf maanden kon hierdoor
scheurbuik gaan optreden. De meeste voc-
schepen bereikten de Kaapkolonie echter tijdig,
zodat deze ziekte veel minder vaak voorkwam
dan vaak gedacht wordt. Het dodencijfer onder
de opvarenden op de lange reis naar de Oost
verschilde sterk per schip. In de zeventiende eeuw
bedroeg het aantal sterfgevallen op de uitgaande
voc-schepen ongeveer 4% van de totale beman
ning. Na 1700 steeg dit percentage tot bijna
10°/o. Als dieptepunt gold de periode 1770-1775,
toen - mede door het veelvuldig voorkomen
van vlektyfus - 23% van de bemanningsleden
de reis naar de Oost niet zou overleven.13 Naast
ziekte werden veel opvarenden het slachtoffer
van ongelukken. Zo waren tijdens de vorige
reis van de Raadhuis van Middelburg 24 zeelui
verdronken, toen op 15 augustus 1713 in de
Tafelbaai hun sloep omsloeg.
Ondanks de snelle reis moeten er toch ook zieken
onder de bemanningsleden van de Raadhuis van
Middelburg zijn geweest. Buijs berichtte dat
één dag na aankomst in de Tafelbaai, matroos
Frans Brandenburg uit Schiedam overleed. Op
21 juni vond er op het Zeeuwse voc-schip een
De reis van de Raadhuis van Middelburg
59