zijn inmiddels zwangere vrouw naar Antiochië.
Onderweg tijdens een zware storm wordt een
dochter geboren. De moeder blijft echter schijn
dood achter in het kraambed. Een diepbedroefde
Apollonius zet haar overboord in een waterdichte
kist. Ze spoelt aan in Efese, waar een begaafde
doktersleerling haar weer tot leven brengt.
De rouwende Apollonius laat zijn pasgeboren
dochter Tharsia met haar min achter in Tarsus
en vertrekt naar Egypte.
Veertien jaar later is dochter Tharsia een zeer mooie
vrouw. Ze bekwaamt zich in kunst en weten
schap. Aan het sterfbed van haar min verneemt
ze haar ware afkomst. Een jaloerse pleegmoeder
geeft echter opdracht Tharsia te doden, maar
zeerovers redden haar op het nippertje en ver
kopen haar in Mytilene aan een bordeelhouder.
Met haar kennis en haar muzikale vaardigheden
weet zij daar te overleven en haar kuisheid te
bewaren.
Apollonius, terug in Tarsus, verneemt de dood van
Tharsia. Diep bedroefd kiest hij weer zee om daar
te kunnen sterven. Door een vliegende storm
naar Mytilene afgedreven, vindt hij daar zijn
dochter terug. In de tempel van Efese herkent
zijn vrouw hem aan zijn levensverhaal. De familie
is weer herenigd en reist naar Pentapolis. Daar
regeert Apollonius nog lang in vrede over zijn rijk
en komt, omdat hij rechtvaardig was, uiteindelijk
na zijn dood in de hemel.
Oorsprong en verspreiding
Toen in het laatste kwart van de vijftiende eeuw
de eerste fictieve verhalen in druk verschenen,
gebruikten de drukkers bestaande, populaire
verhalen. We kunnen het Apolloniusverhaal
namelijk niet beschouwen als een oorspronkelijk
Middelnederlands verhaal uit 1493. Wat is het
dan wel?
Het verhaal is een vertaling van een Latijnse tekst die
bekend staat als Historici Apollonii. Die tekst is
een verchristelijkte bewerking van een antieke
roman. Deze Latijnse tekst is vermoedelijk eind
vijfde, begin zesde eeuw ontstaan. Alle Latijnse
teksten die van dat verhaal bekend zijn, kunnen
worden herleid tot een tweetal bronteksten uit
de derde, vierde eeuw. Die teksten bestaan niet
(meer) maar we kunnen ze reconstrueren. De ene
brontekst is mogelijk een samenvatting of een
vertaling van een antieke Griekse roman, de
tweede zou een verbeterde versie van de eerste
zijn.
Van die Griekse roman is verder niets met zekerheid
bekend, maar plaats- en persoonsnamen en
sommige elementen uit de Latijnse versie van het
verhaal wijzen op een oorsprong in de buurt
van het huidige Libanon en Zuidwest-Turkije. De
inhoud lijkt 'sprookjesachtig', maar veronderstelt
een situatie zoals die in de diadochenrijken na de
dood van Alexander de Grote bestond. De namen
van de opvolgers van Alexander de Grote komen
in de roman voor, bijvoorbeeld die van Antiochus,
wiens naam ook genoemd wordt in de post-
Oudtestamentische Makkabeeën-boeken als een
van de vijanden van het Joodse volk.
Het Apolloniusverhaal is gedurende de Middeleeuwen
en de Renaissance over heel Europa bekend.
Uit de periode 800-1700 zijn meer dan honderd
handschriften, die (delen van) de Latijnse
Historici Apollonii bevatten, bewaard gebleven.
Daarnaast zijn talrijke geschreven en gedrukte
vertalingen, bewerkingen en herdrukken bekend
in diverse Europese talen.
Het verhaal heeft zich steeds in zijn oorspronkelijke
prozaversie weten te handhaven. Er zijn wel
bewerkingen gevonden die aan de smaak van
de tijd of het publiek zijn aangepast, maar die
genoten vaak slechts gedurende een korte
periode een lokale bekendheid en werden niet
of nauwelijks herdrukt. Uit de tiende eeuw
is bijvoorbeeld een metrische versie bekend: de
Gesta Apollonii. In het Pantheon (1186-1191)
van Gotfried van Viterbo treffen we een poë
tische bewerking aan. Lied no. 97 in de collectie
van de Carmina Burana is een emotioneel
commentaar op de gebeurtenissen in het
Apolloniusverhaal.
Ook de meeste toneelbewerkingen zijn allang weer
vergeten. Maar er is een uitzondering: een
van de toneelstukken van Shakespeare, Pericles
(1608-1609). Het stuk is een bewerking waarin
de namen van alle personages zijn gewijzigd.
Het verhalend proza is herschreven tot een
toneeltekst.
In het Nederlands taalgebied zijn er wel aanwijzingen
voor een grote bekendheid van het verhaal.
Tussen 1481 en 1484 wordt het verhaal in de
steden Gouda (1481), Delft (1483) en Zwolle
(1484) gedrukt als hoofdstuk in een vertaling van
de Gesta Romanorum. In 1493 wordt het voor
de eerste keer als zelfstandig verhaal gedrukt.
Vier edities in zo'n korte periode is voor die tijd
erg veel.
108
Genootschapsverzamelingen