Betaald werd er natuurlijk in natura. Vooral in de
crisisjaren wisten veel kunstenaars hun schulden
bij de lokale middenstand te vereffenen met
een 'stukje', waardoor veel Veerse families nog
in het bezit zijn van werk van bekende schilders
uit die tijd.
Een groot aantal schilders passeert in dit boek de
revue. Hun namen zijn uit talrijke bronnen
bijeengegaard. Het gastenboek van het Veerse
stadhuis, dat vanaf 1856 zijn deuren voor het
publiek opende, heeft Leeman in staat gesteld
een aantal passanten te identificeren. Ook het
gastenboek van Albert en Alma Ochs, die vanaf
1916 in de Schotse Huizen tentoonstellingen
organiseerden, leverde veel informatie. Soms
kwam Leeman bij toeval een onbekende kunste
naar op het spoor, zoals de Duitse schilder
Eduard Koster, wiens graf hij tijdens een wande
ling over het Veerse kerkhof ontdekte en
waarnaar hij vervolgens een speurtocht begon.
Achterin het boek is een door Joost Bakker
samengestelde lijst van kunstenaars opgenomen,
een Klein Veers Lexicon, waarin tientallen namen
van bekende en onbekende schilders te vinden
zijn. Samen met de literatuurlijst levert dit voor
een ieder die dat wil, voldoende aanknopings
punten op voor nader onderzoek.
Met de sluiting van het Veerse Gat in april 1961
kwam een einde aan Veere als vissersplaats en
kunsten a arsstad. Het water dat 'klotste en rees
en daalde' was niet meer, waardoor per boot
passerende schilders wegbleven en in de stad
woonachtige kunstenaars vertrokken. Het is
jammer dat de tentoonstelling met werk van de
door Leeman behandelde schilders, die deze
zomer in de Schotse Huizen werd gehouden,
niet permanent te bezoeken is. Niet voor niets
trok de expositie meer dan 10.000 bezoekers.
Een ieder die de nostalgische wandeling door
Veere maakt waarmee Leeman zijn boek afsluit,
zou wensen dat hij het werk van de behandelde
kunstenaars vervolgens ook in het echt kon
gaan bekijken. Gelukkig kan de geïnteresseerde
passant nog altijd dit boek aanschaffen.
Katie Heyning
D.D. Roos,
Twee eeuwen varen en vechten. 1550 -7750.
Het admiralengeslacht Evertsen.
Vlissingen 2003 (Proefschrift Universiteit Leiden).
495 blz., geïllustreerd, met literatuurlijst.
ISBN 90-90161779. Prijs: 32,50.
Al eeuwen lang spreekt de Zeeuwse zeeheld, als
'de schrik van de onmetelijke oceaan' tot de
verbeelding van menig lezer en toehoorder van
verhalen. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat enkele van hen uitvoerig werden beschreven
en dat deze boeken zich nog altijd in een grote
belangstelling mogen verheugen. Het lag dan
ook in de lijn der verwachting dat Doeke Roos'
proefschrift hetzelfde ten deel zou vallen. En
niets is minder waar gebleken; het is zelfs op
vele fronten een van de meest besproken boeken
van dit moment, omdat proefschrift en promotie
veel stof deden opwaaien.
Met Twee eeuwen varen en vechten, 1550-1750,
het admiralengeslacht Evertsen heeft de
Zeeuwse boekenkast er op het maritieme vlak
zeker aanvulling bij gekregen. Tevens is het ook
een aangename afwisseling op de lofschriften
aan het adres van bijvoorbeeld De Ruyter en
andere, bekendere, admiralen. Doeke Roos - die
met dit lijvige werk in Leiden de titel van doctor
heeft behaald - heeft jaren gewerkt aan deze
dissertatie, maar is bij het schrijven zichzelf trouw
gebleven door de rol van verteller niet los te
laten.
Het geslacht Evertsen is in de eeuwen ietwat in de
schaduw van families als De Ruyter, Tromp en
Banckert geraakt, maar dit wil niet zeggen dat zij
minder belangrijk waren in hun diensten voor
de Staatse marine. Men zou zelfs durven zeggen
dat de Evertsens een bijzonder pluspunt hebben
op de eerder genoemden. Bij de bekende
zeeslagen bij Buins (1639), Ter Heide (1653),
Schoneveld en Kijkduin (1673) en tijdens de
roemrijke tocht naar Chatham stonden er name
lijk ook Evertsens op de achtersteven. Het was
dus niet een enkele admiraal die zich één- of
tweemaal verdienstelijk maakte, het waren er
meerdere. Vaders en zonen, generaties lang in
Boekbesprekingen
153