dan een eeuw later, toen er sprake was van een dominant geloof in de natuurwetten en de daarmee samenhangende idee van een maakbare samenleving. De ontmoeting met John Eliot Zeer waarschijnlijk is Jasper Danckaerts in Middelburg in aanraking gekomen met De Labadie en voor diens ideeën gewonnen. Hij was meer dan een eenvoudige handwerksman en werd in de kring van de labadisten een leider, een 'sprekende broeder'. Hij was een van de mensen die de vestiging in Suriname en Nieuw- Engeland voorbereidden. In zijn verslag van de reis naar New England, die hij samen met een andere 'sprekende broeder', Pieter Sluijter, maakte, gaf hij een mening, vaak vol zelfvoldane labadistische opvattingen, over wat hij tegen kwam: hij was bijvoorbeeld kritisch tegenover Harvard College, want de weinige studenten rookten en spraken geen Latijn. De bibliotheek stelde er ook niet veel voor.9 Hij is zelfbewust met betrekking tot zijn eigen kwaliteiten, maar het is onduidelijk, omdat het niet te controleren valt, of hij zijn eigen rol misschien te groot voorstelt. Op hun reis ontmoetten Danckaerts en Sluijter op 8 juli 1680 John Eliot (1604-1690). In een brief uit 1687 van Increase Mather, president van Harvard College, aan de theoloog Johannes Leusden in Utrecht, waarin uitvoerig verslag werd gedaan van zijn pogingen om de indianen te kerstenen, werd hij 'pius Johannes Eliotus', 'de vrome John Eliot' en 'Indorum Americanorum Apostolus', 'de apostel van de Amerikaanse indianen' genoemd.10 In Europa was grote belangstelling voor de kerstening van de indianen, wat ook beschouwd werd als een beschavings offensief. Bij sommigen leefde daarbij de opvatting, dat de duivel de indianen naar de Amerika's had gelokt, zodat ze onbereikbaar zouden zijn voor de christelijke boodschap. Na de ontdekkingsreizen was men in staat de duivel te slim af te zijn. In het charter van de Massachusetts Bay Company (1628) was een van de doelstellingen 'het winnen van de inboor lingen voor de enig ware God'. De Puriteinse predikant en geleerde John Eliot kwam in 1631 naar Massachusetts." Hij leerde zichzelf via zijn bediende de Algonquiantaal. Zo kon hij de indianen kerstenen en hij was daarin redelijk succesvol. En in deze indianentaal gaf hij eerst het Nieuwe Testament en twee jaar later ook het Oude Testament (1663) uit. Danckaerts en Sluijter hadden de oude man horen preken en waren onder de indruk. De ontmoeting was wat moeilijk, omdat men elkaar niet goed verstond. Met Latijn en een beetje Engels, Danckaerts en Sluijter spraken slecht Engels, Eliot op zijn beurt sprak geen Frans, had men contact. Uit het reisverslag en het briefje voorin de indiaanse bijbel wordt duidelijk dat de beide labadisten zo'n bijbel en een indiaanse grammatica wilden kopen. Eliot zei dat alle indiaanse bijbels in de laatste indianenoorlog, 1675-1676, waarbij de christelijke indianen door hun stamgenoten werden aangevallen en deels vermoord, verbrand en kapot gemaakt waren.12 Hij kwam echter aan zetten met een uitgave van het Oude Testament en de metrische Psalmen, waarvan hij zei dat dit het enige overgebleven exemplaar was. Hij gaf hun ook bijna het hele Nieuwe Testament, in een nieuwe betere vertaling. Daarnaast droeg hij een paar grammaticaboekjes aan. Hij wilde er niets voor hebben. Als dank gaven ze hem een Latijnse uitgave van hun geloofsbelijdenis. Toen ze een dag later de drukkerij in Cambridge zagen waar de bijbel gedrukt werd, waren ze niet onder de indruk. Hun eigen drukkerij was veel beter. Dat de beide labadisten intussen ook missionair actief waren zou kunnen blijken uit een brief uit 1682 van de Amsterdammer Ds. H. Selijns, predikant in New York. Daarin gaf hij aan dat Pieter Sluijter en Jasper Danckaerts naar de kerkdiensten kwamen en niets tegen de kerkleer zeiden te hebben, maar wel tot nadeel van de kerk ontmoetingen hadden achter gesloten deuren met gelijkgezinden.13 Het boek in Middelburg De twee labadisten keerden terug naar Wiewerd en waren later betrokken bij de vestiging in 'New Bohemia'. Pieter Sluijter bleef er de rest van zijn leven, maar Jasper Danckaerts keerde na een aantal jaren terug naar de Republiek. Hij overleed in Middelburg tussen 1702 en 1704. En hij had de indiaanse bijbel meegenomen; in welke staat is onbekend. Deze bleek later in de eeuw bezit te zijn van Mr. H. J. Bosschaert, pensionaris van Middelburg, die een grote bibliotheek had.14 Na zijn overlijden werd het boek gekocht door Prof. ds. Jacobus Willemsen, die in Middelburg als populair predikant 'vader Willemsen' werd genoemd. Hij was rijk door zijn twee huwelijken, reed ook in een karos met twee paarden, wat een 26 Gen o o tschaps verzamelingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 27