m
13.1
vragingen van werknemers, meestal op het niveau
van het middenkader en de geschoolde arbeiders.
Daarbij kwam een aantal concrete tenlasteleg
gingen ter sprake in de sfeer van de collaboratie
(perfectioneren van vaartuigen ten behoeve van
de bezetter), maar de meeste aandacht ging uit
naar de sociale politiek van het bedrijf.
Kloof directie - arbeiders
De commissie bracht twee problemen aan het
licht. Het eerste was de kloof tussen directie en
arbeiders in het algemeen. Die had verschillende
achtergronden. Ten eerste hield die verband met
een verschil in opvatting over het al dan niet
geoorloofd zijn van de productie voor Duitsland.
De assistent-bedrijfsleider van de afdeling scheeps
bouw, die direct bij de productie betrokken was,
wees bij zijn ondervraging op het fenomeen
van sabotage door het lagere personeel, waarvan
de risico's moesten worden gedragen door de
bedrijfsleiding. Een tekenaar, die over één van de
directieleden van De Schelde had gemeld dat
deze bij tewaterlatingen de Duitsers met teveel
egards had behandeld, deelde mee dat het bij
dergelijke manifestaties de arbeiders verboden
werd op stellingen te staan om te vermijden dat
ze tegen moeren zouden schoppen, die tussen
de aanwezige Duitsers terecht konden komen.
Ook op de machineafdeling werd gesaboteerd.
De commissie besloot in haar rapport, waarin de
houding van de bedoelde afdelingschef werd
beoordeeld, dat rekening moest worden gehou
den met zijn positie tussen het personeel ener
zijds 'waarvan op zijn minst genomen een niet
onaanzienlijk gedeelte ernstige bezwaren had
tegen het verrichten van dergelijk werk' en de
Duitsers anderzijds.
Ten tweede was er op De Schelde een autoritaire
wijze van bedrijfsvoering en leidinggeven. Dit
had verschillende uitingen, die niet altijd nieuw
waren: een al langer bestaande autoritaire
bedrijfscultuur, een op kostenbeperking gerichte
loonpolitiek en het zoeken naar middelen om de
controle op de arbeiders te optimaliseren waren
eigen aan de arbeidsverhoudingen bij De Schelde.
Sommige klachten hielden evenwel verband
met de verhoudingen die tijdens de bezetting
bestonden of werden geïnterpreteerd in het
kader van collaboratie.
Sommige klachten gingen over individuen. Ingenieur
N., die behoorde tot de top van het bedrijf,
legde een afdelingschef een sanctie op, omdat de
arbeiders voor het einde van de werktijd over
een hek waren geklommen. N. betwijfelde echter
of de bedoelde arbeiders wel tot die afdeling
behoorden. De getroffen chef liet zich tijdens
zijn verhoor ontvallen: 'Ingenieur N. zei zonder
eenig onderzoek, zoals hij zo dikwijls doet...'. Een
andere getuige klaagde over de manier waarop
dezelfde ingenieur een werknemer overplaatste
die een beroepsfout had gemaakt. Enige tijd
nadien kwam hij aanzetten met een opvolger.
Deze handelwijze werd niet geapprecieerd:
'lk heb hem erop gewezen dat in een modern
bedrijf iemand die een fout begaat niet op deze
wijze van zijn overplaatsing moet horen'.
Daarnaast kwamen er ook klachten over de pogingen
om tijdens de bezetting beter de hand te houden
aan de discipline. De assistent-bedrijfsleider
vatte het als volgt samen: 'Het feit dat tijdens
de bezetting ontslag gelijk stond met uitzending
naar Duitsland, maakte dat er in het bedrijf
zwaardere strafmaatregelen konden worden
genomen dan voorheen en dat is gebeurd ook'.
De straffen werden substantieel verhoogd. Toen
dat niet hielp werd een nieuwe straf ingevoerd.
Arbeiders die zich niet schikten naar de eisen van
Figuur 2.
Arbeiders bij de poort van de werf in 1943. Foto gav.