van de leiding van de Earl of Chatham, jongere broer van William Pitt. Veel kritiek had hij ook op de medische ondersteuning. Hij vond het onverantwoordelijk om zo'n grote troepenmacht te sturen naar een gebied dat als ongezond bekend stond.9 Toen duidelijk werd dat een meerderheid (195-186) voor de enquête was, werd de motie Porchester voor de omvorming van het Lagerhuis in een enquêtecommissie, unaniem door het Lagerhuis aangenomen. Het enquêterecht Engeland was niet het enige land dat het parle mentair onderzoek kende. Reeds in 1691 voerde de New York State Assembly een onderzoek uit; in 1722 gebeurde dat in Massachusetts en in 1775 in Pennsylvania. Dit recht was zo vanzelfsprekend dat het niet in de Constitution van 1787 is neergeschreven. Vooral na de Tweede Wereldoorlog zien we in de Verenigde Staten een grote opleving in de toepassing, met een toegenomen rol van de senaat. De publieksfunctie, denk aan voorlichting, krijgt steeds meer nadruk. Het grondwettelijk recht in ons land dateert van 1848; de wet op de enquête verschijnt in 1852 in het Staatsblad en wordt daarna nog driemaal gewijzigd. Ook hier werd het al voordien toe gepast. Zo is er een onderzoek door de Staten van Holland uit 1651 en door de Staten-Generaal in 1785 en 1786. Bij de machtswisseling van 1795 komen er twee onderzoeken, waarvan één naar het gedrag van Van de Spiegel. In de periode 1852 tot 1947 worden negen onderzoeken gehouden, de laatste naar het regeringsbeleid in de oorlog. Ook in ons land neemt de frequentie na de Tweede Wereld oorlog duidelijk toe. In Duitsland wordt de wettelijke regeling van 1919 eveneens voorafgegaan door incidentele toe passingen in de diverse 'deelstaten'. De enquête in Engeland van 1810 past dus in een traditie van de parlementaire regeringsvorm. Onder het bewind van Napoleon zou zoiets dus niet kunnen plaatsvinden. De verhoren De verhoren begonnen op 2 februari 1810 en spitsen zich toe op de mate waarin verantwoor delijken vooraf waren geconsulteerd over de expeditie en invloed hadden kunnen uitoefenen op de plannen, op de medische voorbereiding en ondersteuning toen de ziekte zich in alle hevig heid bij de troepen op Walcheren manifesteerde, op het afblazen van de landing op Cadzand, op de mislukte blokkade van Vlissingen, en op het uitblijven van een beslissing om Antwerpen aan te vallen. Omdat het niet mogelijk is alle getuigen in dit artikel aan bod te laten komen, is een keuze gemaakt die voldoende representatief wordt geacht voor wat de enquête boven water wist te brengen over het reilen en zeilen van deze expeditie. In wat volgt worden de verhoren van de volgende actoren behandeld: opperbevelhebber Dundas, die deze functie had overgenomen van de kroonprins die het opperbevel moest opgeven vanwege een corruptieschandaal waarbij zijn maitresse was betrokken; de legerbevelhebber van de expeditie, Earl of Chatham; de commandant van de troepen op Walcheren, Gen. Coote; de bevelhebber van de vloot Rear Admiral Sir Strachan; de minister van oorlog Castlereagh; de medici Pepys, Physician General of the Forces en Keat, Surgeon General of the Army en It. Owen, kapitein van de Clyde, belast met de landing op Cadzand. Het verhoor van de legerbevelhebber Dundas10 Sir David Dundas, vanaf 18 maart 1809 'Commander in Chief of the Army', was op 24 maart door het kabinet ingelicht over de expeditie naar Walcheren en de aanval op de daar liggende Franse vloot van 9 of 10 linie schepen, een aanval die snel zou moeten geschieden, met 1 5 a 16.000 man. Dundas was van mening dat zo kort na terugkeer uit Spanje zo'n troepenmacht niet kon worden geleverd. Op 8 mei werd hij opnieuw benaderd, nu met de vraag wanneer de diverse bataljons klaar konden zijn voor inscheping. Later gespecificeerd tot één bataljon van 25.000 infanterie en 5.000 cavalerie en één reservebataljon van resp. 10.000 en 2.000. Op 21 mei kon Dundas wel een programma voor het eerste bataljon geven, maar geen voor het reservebataljon. Op 29 mei werd Dundas om zijn oordeel gevraagd over de haalbaarheid van een aanval op Antwerpen, en de daarvoor vereiste middelen en aanpak. 62 De zaak Walcheren in het Lagerhuis

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 20