Veere vertrok om daar de bezienswaardigheden te bezoeken. Hierna ging hij via Vrouwenpolder en Oranjezon naar de buitenplaats Overduin te Oostkapelle waar het dejeuner genuttigd zou worden. Overduin was de buitenplaats van de heer W.C.M. de Jonge van Ellemeet, de comman dant van de erewacht. Willem Cornelis Mary de Jonge van Ellemeet (1811-1888) Willem Cornelis Mary de Jonge van Ellemeet was enig kind van Marinus de Jonge, baljuw van Sint Maartensdijk, wiens vader Willem de Jonge in 1765 de ambachtsheerlijkheid Ellemeet kocht.8 Willem C.M. de Jonge van Ellemeet, op dertien jarige leeftijd wees geworden, begon juni 1829 aan de studie rechten te Utrecht. Aangezien hij de beschikking had over een groot vermogen, leefde hij zeer royaal. In de Voorstraat bewoonde hij een rijk gemeubileerd huis. Hij beschikte over eigen rijtuigen en rijpaarden en maakte verschillende reizen door Europa. Tijdens de Belgische Opstand in 1830 nam hij als lid van de compagnie vrijwilliger-jagers van de Utrechtse Universiteit deel aan de veldslag bij Leuven. Zijn leven lang bewaarde hij goede herinneringen aan het soldatenleven. Vrijwel direct na zijn promotie trouwde hij op 7 oktober 1839 met jonkvrouw Wilhelmina Cecilia Petronella de Jonge, een dochter van zijn neef Bonifacius de Jonge uit Middelburg. Het jonge paar huurde kasteel Popkensburg te Sint-Laurens, dat al sinds 1823 leeg stond. Daar de eigenaar, jhr. Mr. L. de Witte van Citters, het slot niet wilde verkopen, besloot De Jonge van Ellemeet om zelf een landgoed aan te leggen. Zijn oog viel op de plaats waar eens het buiten Overduin, gemeente Oostkapelle, had gelegen. Hier liet hij een nieuw herenhuis bouwen waar zijn acht kinderen werden geboren en hij tot zijn dood bleef wonen. Nadat de burgemeester van Oostkapelle in 1841 van wege wanbeheer was ontslagen, werd De Jonge van Ellemeet benoemd tot burgemeester van Oostkapelle. Deze functie vervulde hij tot 1853 toen hij lid van Gedeputeerde Staten werd. Naast deze functies was De Jonge lid van vele andere besturen zowel op kerkelijk als maatschappelijk vlak. Maar hoe druk hij het ook had, altijd had hij tijd voor zijn 'liefhebberijen': het verzamelen van boeken, aquarellen en agaven. De Jonge begon reeds als student met het aanleggen van een bibliotheek. De kern hiervan werd gevormd door geschriften van en over Jacob Cats. De Jonge beschreef zijn collectie in Museum Catsianum dat hij in 1870 liet drukken. Nadien schreef hij hier nog vervolgen op. In 1887 schonk hij de gehele verzameling aan de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde, waar hij sinds 1873 lid van was. Zijn tweede verzameling telde bij zijn dood ruim negenhonderd aquarellen en tekeningen waar onder vele werken van beroemde kunstenaars. Hij was trots op dit bezit dat hij graag aan anderen toonde, zowel op Overduin als op kunst beschouwingen elders in Nederland. De collectie werd in 1890 te koop aangeboden. Uit de ver koopcatalogus blijkt dat De Jonge van Ellemeet zeventien aquarellen en twee tekeningen in Oost- Indische inkt van Schütz bezat, onder andere een aquarel Aankomst van koning Willem ui met het stoomjacht 'De Leeuw' in het Zijpel Dit zal waarschijnlijk een uitwerking geweest zijn van het exemplaar in de Zelandia lllustrata. De derde verzameling van De Jonge van Ellemeet bestond uit een groot aantal verschillende soorten en variëteiten agaven. De botanicus Karl Koch prees de collectie als een van de meest volledige van Europa. Ook de hortulanus H. Witte liet zich lovend over de verzameling uit. De Jonge zelf publiceerde in 1871 in de Gids voor het plantenrijk een artikel getiteld 'Beschrijving eener, in Nederland gekweekte verzameling Agaven'. Wat er met deze collectie is gebeurd, is onduidelijk. Overduin De buitenplaats Overduin, aan het einde van de zeventiende eeuw aangelegd, werd in 1705 als volgt omschreven: 'eene schoone en welgelegen hofstede, heerenhuis, koetshuis, boerenwooning' en verdere toebehoren.10 In de achttiende eeuw wisselde de buitenplaats door verkoop regelmatig van eigenaar die bijna allen het hof uitbreidden en verfraaiden. Door de kaart van Walcheren door Hattinga uit 1750 en vier tekeningen uit 1772 door Jan Arends (1738-1805) vervaardigd, is het mogelijk de situatie uit de achttiende eeuw in hoofdlijnen te reconstrueren. Het herenhuis, bestaande uit een centraal, één bouwlaag hoog bouwlichaam, met aan weerszijden vooruit springende vleugels, lag in een in geometrische 72 Genootschapsverzamelingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 30