motteversterking op basis van de opgravingen uit 1918 en 1960. Onderzoek heeft uitgewezen dat Montferland de grootste motteversterking van Nederland is, en zelfs behoort tot de grootste van Noordwest-Europa. De motte - aangelegd in de eerste helft van de 11de eeuw - is omringd door een gracht en dubbele omwalling en voor zien van een palissade. Na de gebouwen op de motte worden de vondsten globaal beschreven; omdat deze waarschijnlijk niet op een systema tische wijze verzameld zijn is een gedetailleerde bespreking niet zinvol. Tot slot wordt de Montferland in historisch perspectief bekeken, waarbij vooral de nadruk ligt op de vraag wie Montferland bouwde. Helaas kan het definitieve antwoord op die vraag niet gegeven worden. Van de Stichting Menno van Coehoorn ontvangen wij vier maal per jaar het tijdschrift Saillant. Als aparte uitgave heeft de Stichting nu het boek gestuurd: Menno van Coehoorn 1641-1704, Vestingbouwer, belegeraar, infanterist, geschreven door Joep van Hoof. De Republiek der Verenigde Nederlanden was na de Vrede van Munster in 1648 een van de grote mogendheden op het internationale toneel. De Staatse vloot zorgde voor bescherming van de handelsschepen en het Staatse leger vormde een stevige vuist tegen de expansiepolitiek van bodewijk xiv van Frankrijk. Eén van de grote legeraanvoerders die bekend gebleven is, is de Fries Menno van Coehoorn. Hij maakte indruk op het slagveld als infanterist en belegeraar, maar bovenal verwierf hij een reputatie als Nederlands grootste vestingbouwer. Dit jaar wordt stilgestaan bij de driehonderdste sterfdag van hem, op 17 maart 1704. De auteur behandelt vooral de vestingbouwkundige ver diensten maar geeft ook een schets van Menno's karakter en van de manier waarop hij zich bewoog in de kringen van de machthebbers, waardoor we begrip krijgen voor de bestuurlijke cultuur van die tijd. Menno van Coehoorn ontwikkelde een vuurmond die tot 1921 in Nederland in gebruik gebleven is. De handzame mortieren konden voor verschillende doeleinden worden ingezet en ook buitenlandse legers namen ze spoedig in de bewapening op. Het Natuurhistorisch maandblad van april 2004 is een themanummer over mergelgroeven in Zuid-Limburg. Tot voor kort waren natuur en mergelwinning eikaars tegenpolen. Tegenwoordig staan groeven in een ander daglicht. Zij kunnen zich namelijk ontwikkelen tot spectaculaire natuurlandschappen met een unieke flora en fauna. In verschillende groeven zien we verras sende ecologische ontwikkelingen. Een groot aantal amfibieën- en reptielensoorten dankt hun voorkomen in de mergelgroeven aan de unieke biotopen daar, zoals de bedreigde en zeldzame Vroedmeesterpad (Alytus obstetricans) en de Geelbuikvuurpad (Bombina variegata). Ook ver schillende typische soorten libellen zijn ondanks hun landelijke zeldzaamheid relatief talrijk aanwezig. In de negentiende eeuw is de Oehoe (Bubo bubo) in onze streken fel vervolgd. Rond 1960 werd het tij gekeerd en probeerde men een nieuwe populatie te introduceren. De Oehoes blijken een voorkeur te hebben voor een onge stoorde mergelgroeve met een ruwe wand die nestgelegenheid biedt, waar de jongen zich veilig kunnen bewegen en waar uiteraard voldoende prooi aanwezig is. De verwachting is dat de Oehoepopulatie zal blijven groeien, ook in de Limburgse groeven. In de artikelen in dit thema nummer is niet alleen gekeken naar de provincie Limburg, maar zijn ook besprekingen gewijd aan enkele groeven in Winterswijk en België. Het Zeeuws Genootschap ontvangt al jaren als ruilabonnement van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam de serie Contributions to Zoology (Bijdragen tot de Dierkunde). De uitgave hiervan begon in 1848; sinds 1939 maakt de 'Artis Bibliotheek' deel uit van de Universiteit van Amsterdam. Volume 72, nr. 2/3, 2003 bevat 25 artikelen van voordrachten van het Tweede Symposium over tienpotige schaaldieren (Decapoda Crustacea) uit het Mesozoicum en het Kenozoicum. De bij dragen betreffen vondsten van fossielen over de hele wereld, waarbij ook exemplaren uit het Maastrichts krijt (Maastrichtien). Op 1-12-1303 besloot de raad van Bremen om het in de stad geldende recht in een rechtsboek op 76 Aanwinsten ruilverkeer

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 34