dan ook juist in deze moeilijke periode, waarin de machtige positie van Middelburg geheel verloren ging, een zeer positieve rol gespeeld in het op peil houden van de vakkennis. De academie had het met leraren als Jacobus Perkois, Abraham Meertens en de bouwmeester Conrad Kayser ook goed getroffen. Aan de beide laatst genoemden worden in het boek ook afzonderlijke studies gewijd. Van de leerlingen is Barend Cornelis Koekkoek ongetwijfeld de beroemdste, maar ook kunstenaars als Johan Pieter Bourjé en de broers Willem en Marinus Pauwelsen hebben een goede reputatie verworven. En talloos zijn de gewone timmerlieden en huisschilders, die aan de academie een uitstekende vakopleiding kregen. Katie Ueyning gaat uitvoerig in op het onderwijs zelf. We krijgen hier een helder en gedetailleerd beeld van het tekenonderwijs in de achttiende en de negentiende eeuw. De hoofdstukken van haar hand vormen een interessante bijdrage aan de Nederlandse onderwijsgeschiedenis. De leerlingen van de academie kregen een opleiding die met recht van academisch niveau mag worden genoemd. Een volledige opleiding duurde een jaar of vier; daarna kon men nog doorgaan naar levend model. Bijzondere aandacht besteedt het boek aan de prijsbanden, die aan de beste leerlingen werden uitgereikt. Deze 'Vernuft-en-Vlijt-banden' hebben vanwege hun fraaie vakmanschap een bijzondere reputatie in de Nederlandse bibliofiele wereld. Merkwaardig is dat de boeken bij uitreiking dikwijls al zeer oud waren, tot meer dan honderd jaar toe. Toch waren het geen afdankertjes, maar gerenommeerde en begerenswaardige standaard werken. Boeken gingen vroeger langer mee dan tegenwoordig. Na 1867 werd het tekenonderwijs overgenomen door de nieuw opgerichte burgeravondschool. De onderwijstaak van de academie was ten einde, maar merkwaardigerwijs bleef ze toch bestaan. Men richtte zich nu, met wisselend succes, op het bevorderen van de tekenkunst, onder meer door het verstrekken van beurzen. In 1980, 1982 en 1984 werd een beeldende-kunstprijs, de Van-de-Perreprijs, uitgereikt, maar na deze drie keer bleek de belangstelling van de zijde van de kunstenaars sterk afgenomen. De laatste jaren richt men zich vooral op projecten voor scho lieren, waardoor niet zozeer de vakkennis als wel het plezier in tekenen wordt bevorderd. Voor talentvolle jongeren is een speciaal jongeren- atelier ingesteld, vooral bedoeld als oriëntatie op mogelijke volgende creatieve activiteiten. Zo blijft de oude doelstelling toch min of meer gehandhaafd. Het boek omvat een interessant stuk Zeeuwse cultuurhistorie, geplaatst in groter verband. De vormgeving door Inge van der Kooij is waar dig en, zoals het hier past, wat deftig. Alleen jammer dat de onderschriften bij de afbeeldingen zo summier gehouden zijn of zelfs geheel ont breken. Bij een boek over tekenkunst verwacht je toch wat meer informatie over de illustraties. De plaatjes bij de lijsten van leraren en leerlingen zijn zelfs letterlijk op postzegelformaat. Maar afgezien daarvan: dit boek verdient een prijs voor vemuft en vlijt en een plaats in de boeken kast. Tenslotte: het Zeeuws Museum heeft bij de tentoon stelling 'Topstukken van de Teeken Akademie' een schattig en interessant mini-catalogusje (96 blz., geïllustreerd in kleur) uitgegeven. De tekst is drietalig in Nederlands, Duits en Engels en het wordt gratis uitgereikt aan betalende bezoekers. Een collector's item! Ad Beenhakker 84 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 42