van het eiland in de nabijheid van de tegenwoor dige Stelhoeve', in de huidige Oude Polder van Sint-Philipsland.14 Deze Stelhoeve is zichtbaar op de topografische kaart van 1912, gelegen aan de westkant van de Oude Polder, ten noor den van de kreek de Luister.15 Vrijwel zeker is de interpretatie van de ligging van het verdronken dorp door THollestelle onjuist, alleen al omdat de ligging niet strookt met de in de historische bronnen vermelde zuidzijde van het eiland. Archeologische gegevens van Sinte Philipslandt Juist vanwege de hele korte en goed begrensde bewoningsduur zou onderzoek van dit verdron ken dorp, indien daarvan nog resten bewaard zijn, bijzonder interessant zijn. Zo zou die periode van bewoning idealiter stratigrafisch gezien nog goed onderverdeeld kunnen worden, door de afgezette lagen uit de diverse over stromingsperioden. Wanneer een dergelijke stratigrafie aanwezig is kunnen sporen en vond sten van een zeer nauwkeurige datering voorzien worden. De meeste laatmiddeleeuwse neder zettingen en dorpen daarentegen kennen een veel langere bewoningsperiode, wat met zich meebrengt dat de archeologische sporen vaak in een wirwar over en door elkaar liggen, en goed onderscheid daarin moeilijk is te maken. Tot voor kort waren er van Sinte Philipslandt slechts summiere archeologische gegevens bekend. Het betreft twee vondstmeldingen, die ten tijde van de meldingen niet nader onderzocht zijn. Deze zijn beide opgenomen in het Zeeuws Archeologisch Archief onder dezelfde objectcode en in de nationale archeologische database archis onder twee aparte waarnemingsnummers. De eerste melding is gebaseerd op een kranten bericht in de PZC van 5 november 1966, waarin aandacht besteed wordt aan de vondsten van de amateur-archeoloog Jacob Reijngoudt uit Sint-Philipsland, gedaan in het slik bij de Mosseldam, ten westen van het huidige dorp (fig. 1). In dat bericht vertelt dhr. Reijngoudt dat er op die locatie in de jaren 20 van de vorige eeuw nog resten van huizen en welputten zicht baar waren van het oude Sinte Philipslandt, resten die echter in 1966 al verdwenen zijn.16 De collectie van o.a. dozen vol scherven, bakstenen en ijsselsteentjes, die hij in de loop der jaren had verzameld, is na de ramp van 1953 echter weggegooid bij de grote schoonmaak. De meeste aandacht in het artikel is gericht op een recentere vondst van een aantal 'complete' potten die op een klein oppervlak bij elkaar gevonden zijn, in wat door dhr. Reijngoudt een 'zomerkelder' genoemd wordt. Figuur 1. Amateur-archeoloog' Jacob Reijngoudt met een van de gevonden potten in 1966. De tweede vondstmelding behelst de vondst van skeletresten in 1978, tijdens de uitvoering van de dijkverzwaring. Deze vondst werd gemeld door twee medewerkers van Rijkswaterstaat, dhr. F. den Braber uit Sint-Philipsland en zijn neef J. Quist uit Middelburg. Mogelijk zijn de resten afkomstig van het kerkhof van het oude Sinte Philipslandt. Omdat, zoals eerder gezegd geen nader onderzoek was uitgevoerd na de vondstmeldingen, was het noodzakelijk om dit, voorzover mogelijk, alsnog te doen. Voor verder onderzoek naar dit verdronken dorp is dan ook het plan opgevat, om in een samenwerking tussen de scez en de Heemkundekring Philippuslandt, binnen het kader van het project Verdronken Dorpen, nieuwe en aanvullende gegevens aan het licht te brengen. De resultaten van dit archeologisch en beperkt historisch onderzoek zullen hierna 48 Op zoek naar Sinte Philipslandt

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2004 | | pagina 6