komend nieuw woord is, dat het oude teller
verdringt.
Ook oude teksten uit de Randstad tonen aan dat ook
daar telloor normaal was. Een citaat van Huygens:
'De gansche kokery gaet in dry schotelen Maer
in gewicht en form en zijn 't maer dry taillooren.
(Soo, tafelborden, 't woord van 't oude Holland
was, Men atter licht uijt hout, dat komt niet
meer te pas)'; Huygens, Cluyswerck, 11. Was
bord misschien de naam voor een ander soort
bord. Teller an hout, bord van aardewerk? Of
andersom. Maar er zijn zowel zilveren als houten
tellorenen hetzelfde ook bij bord. Dus dat is het
ook niet.
Nu is het wel zeker dat de tafelmanieren van de
gewone man, ik bedoel nu iedereen behalve de
adel, in de loop van de tijd behoorlijk veranderd
zijn, naar het voorbeeld van die adel, dat wel.
Ik heb nog families gekend waar nooit een bord
op tafel kwam; ze aten er uit één pan, die mid
den op tafel stond. Net zoals de aardappeleters
van Van Gogh. Geen borden dus, wel vorken
trouwens.
Dat brengt me tot de volgende redenering: telloor
was de naam voor een grote schotel, die gebruikt
werd om het gezamenlijke voedsel op te presen
teren. In het wnt wordt melding gemaakt van
de oude betekenis 'schotel waarop vlees werd
voorgesneden'. Telloor is een Frans leenwoord,
dat daar afgeleid is van het werkwoord tailler dat
'snijden' betekent. We vinden dat ook terug in
het Franse woord voor kleermaker, tailleur. Dus:
'schotel waarop 't voedsel voor allen gesneden
werd'. Ook het Friese panne en het Gronings/
Drentse schotel, die nu alle twee 'etensbord'
betekenen, wijzen op de praktijk van één schotel
voor allen.
In later tijd kreeg iedereen z'n eigen telloor. In som
mige streken bleef de naam daarbij hetzelfde,
teller of telloor. Elders, maar waar dat geweest is,
is moeilijk te zeggen, vermoedelijk wel in de
Randstad, kreeg dat individuele bord een nieuwe
naam, bord, dat zelf wel een oud woord was,
maar met een andere betekenis. Denk in dit
verband aan de naam aardappel voor de zoete
aardappel die overging op de nieuwe aardappel
uit Zuid-Amerika.
Dat bord is heel succesvol gebleken en dat vraagt
om een verklaring. Misschien heeft ook hier de
school of het huishoudonderwijs de opkomst en
het succes van bord veroorzaakt. Ik kwam op die
gedachte toen ik ook eens keek naar de taalkaart
'etensvork'. Ook daar twee woorden, het ene
Frans verket, dat uit fourchette is (letterlijk een
'klein vorkje'), het andere vork dat ook wel uit
het Romaanse taalgebied gekomen is maar veel
eerder en dat toen de betekenis had van een
vork in de landbouw. Later, toen men bij het
eten ook een (kleine) vork ging gebruiken, is het
woord vork overgedragen op die etensvork. In
die betekenis is vork helemaal ingeburgerd als
een Nederlands woord.
Verbazingwekkend is nu dat de grens tussen vork en
verket nagenoeg gelijk loop met die tussen bord
en telloor: Hier in Zeeuws-Vlaanderen exact
volgens de staatsgrens. In Maldegem zegt iedereen
telloor en verket of iets dergelijks, in Sluis en
Aardenburg is het bord en vork. En zo gaat het
de hele grensstreek door. Tot aan Limburg toe.
Is dat toeval? Het lijkt het gevolg van een soort
beschavingsoffensief of een dringend advies
vanuit de Randstand, maar wel een advies dat
door de Nederlandse burgers enthousiast is
opgevolgd. De vork als voorwerp behoort ook
tot het nieuwere eten, net als het etensbord en
dat verklaart misschien waarom hun geografie
van hun benamingen zo opmerkelijk gelijk
opgaat.
In Vlaanderen heeft natuurlijk ook zo'n offensief
plaatsgevonden, maar daar vinden we dat niet
terug in een nieuwe naamgeving. Misschien
een mooie illustratie van het verschil tussen
Vlamingen en Nederlanders. De Nederlander holt
altijd meteen achter al het nieuwe aan terwijl de
Vlaming behoudt wat hem waardevol toeschijnt,
al neemt ie soms toch ook wel modieuze
Nederlandse uitdrukkingen over. En de Zeeuws-
Vlaming? Die eet van twee walletjes en zegt
bord naast teel en soms verket en dan weer vork.
Dat lijkt me trouwens beter voor het onderlinge
begrip dan de tunnel bij Terneuzen.
Literatuur
F. Debrabandere, Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams etymologisch
woordenboek. Amsterdam 2005.
Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland (alias Taalatlas van
het Nederlands en het Fries), Amsterdam vanaf 1939.
A.A. Weijnen, Nederlandse Dialectkunde. Assen 1966.
wnt Woordenboek der Nederlandsche Taal
De kaarten 1 en 2 zijn getekend naar de gelijknamige kaarten
in Weijnen, Nederlandse Dialectkunde.
De kaarten 3 t/m 10 zijn getekend naar de gelijknamige
kaarten van de Taalatlas.
150
Zeeuws tussen Vlaams en Brabants