als onderwerp. Niet alleen in Zeeland treffen wij
dit verschijnsel aan: het komt in vele gewesten
voor. Wel is de concentratie van objectvormen
op de Zeeuwse eilanden groter dan elders. De
Vogelaer veronderstelt dat dit aan toeval toege
schreven moet worden, omdat de verspreidings
gebieden van diverse objectvormen in onderwer-
pspositie elkaar juist hier raken.20 Wij bespreken
hieronder de in Zeeland voorkomende gevallen.
De eerste persoon meervoud: wulder en oans
Het is duidelijk dat notaris Sifflé bij zijn overzicht
van de Zeeuwse pronomina de Walcherse situatie
als norm nam. Wi of wilder (met de stadse
variant willie) was voor hem de normale vorm en
slechts de Vlissingers zeiden in plaats daarvan
ons. Waarschijnlijk was toen evenwel het gebruik
van ons (oans) ook op Zuid-Beveland reeds ruim
verspreid. Vijfentwintig jaar later immers noteerde
Callenfels als een van de 'eigenaardige' Zuid-
Bevelandse woorden: ons wij. En Kousemaker
merkte in 1873 op dat gewoonlijk ons werd
gezegd, hoewel wulder ook voor hem nog steeds
de norm was.21 Vermoedelijk was het zo dat
wulder de vorm bleef die bij nadruk gebezigd
werd, terwijl ons terrein won in het terloopse
taalgebruik. 'Wulder as boeren', dat was de
karakterisering die de Wemeldingenaars Adriaan
en Cornelis de Schipper, beiden omstreeks 1880
lid van de kerkenraad van de Vrije Evangelische
gemeente van Goes, met graagte gebruikten
wanneer zij hun maatschappelijk overwicht
binnen dit college nog eens wilden benadruk
ken.22 In het Idioticon voor Zuid-Bevelanddat
ds. Adriaan Steketee vóór 1912 samenstelde,
komen wulder, juider, en zulder nog steeds
voor als de 'correcte' meervoudsvormen van het
persoonlijk voornaamwoord. Hij haalt daarbij het
gezegde aan:
Wulder en juider komme uut et land van ter
Goes gulder uut et Vlaemse wyder zijn land-
van-Cadzantenaeren.
Wel moest hij (blijkbaar tot zijn leedwezen)
constateren dat er toch vaak ons gebruikt werd.23
Het is duidelijk dat deze objectvorm aan belang
won. Toen Blancquaert en Meertens rond 1930
hun dialectvragen op de Zuid-Bevelandse be
volking loslieten, waren het slechts de zegslieden
uit Kattendijke, twee broers van 70 en 76 jaar
oud, die uitsluitend wulder gebruikten. In het
merendeel van de bezochte dorpen wisselden
beide vormen elkaar af en in 's-Gravenpolder,
Baarland, Oudelande, Ellewoutsdijk en Rilland
kregen de enquêteurs alleen nog oans of een
onbeklemtoonde vorm ten antwoord.24 'Wulder
klinkt ouderwetser', wist Dek in 1934 over
Kruiningen te vertellen, 'het wordt meer en meer
door oans vervangen'.25 Onstuitbaar zette deze
lijn zich door. In de vragenlijsten van 1942/1943
en die van 1964/1966 gaf 35 a 40 procent van
de Zuid-Bevelandse respondenten aan dat wulder
nog tot hun woordenschat behoorde. De enquêtes
zijn echter beperkt van omvang en absolute
waarde mag men aan de cijfers dan ook niet
hechten (Bijlage i en n). Duidelijk is wel dat
wulder steeds meer terrein verloor. In het Zuid-
Bevelandse regioboek van 1985 wordt het nog
wel genoemd in het overzicht van de persoonlijke
voornaamwoorden, maar in de teksten komen
wij het nog maar sporadisch, bij enkele dialect
sprekers geboren omstreeks 1900, tegen.26
Op Walcheren en Noord-Beveland gebeurde het
zelfde. Ook hier verdrong ons het oudere wulder
(of wylderWas de normale vorm van de eerste
persoon meervoud op het einde van de 19de
eeuw bij 'het volk' te Koudekerke blijkbaar nog
steeds wilder, omstreeks 1930 kwam wielder in
Veere volgens de dialectatlas vooral voor in situa
ties die nadruk behoefden; voor Zoutelande en
Grijpskerke vinden wij daar vermeld dat wylder
als ouderwets werd aangezien en in Westkapelle
spraken de zegslieden uitsluitend van ons."
In Oost-Souburg werd wilder voor het laatst
gehoord omstreeks 1950.28 Zestig jaar later was
wilder uit de reeks pronomina van het Walcherse
regioboek verdwenen.29 Een snellere evolutie ver
toonde Noord-Beveland. Noch in de vragenlijst
van 1895, noch in de dialectatlas van de jaren
dertig vindt men enig spoor van wulder en zelfs
het nieuwere oans krijgt in het laatstgenoemde
werk al een enkele maal (Wissenkerke) de toe
voeging: 'archaïsch'.30
In Noord-Zeeland handhaafde de oude vorm zich
beter. Was wullie in de stad Tholen in 1885
blijkbaar de normale vorm - en zei men wulder
in Sint-Annaland - een eeuw later gebruikte men
op het eiland nog steeds wulder wanneer nadruk
vereist was.31 Op Schouwen-üuiveland komt
wulder (wilder), ook in de stadse vorm wullie
of willie, tot op heden nog courant voor. Ook
Goeree-Overflakkee dat wiele zegt, sluit zich
hierbij aan. In grote delen van Zeeuws-Vlaan-
deren ten slotte is wulder wilderof wudder
(widder) nog steeds de gebruikelijke vorm.32
Zeeuwse pronomina
153