zijn weerslag in de taal gehad, lngweoonse ele
menten noemen we met een gemakkelijk woord
kustelementen, liet zijn bepaalde klanken die
vooral aan de kust (ook in het Engels en in het
Fries) zijn blijven bestaan. Voorbeelden zijn
o.a. rik voor rug, stik voor stuk, pit voor put.
Hoe oostelijker je bent in Zeeland (en ook in
Vlaanderen), hoe minder je deze kenmerken zult
aantreffen (bijvoorbeeld in het land van Hulst)
Ook de Romeinen hebben invloed gehad op onze
taalgeschiedenis. Gedurende een paar eeuwen
waren er voortdurende confrontaties (positief en
negatief) tussen Germanen en Romeinen, en
dat had zijn weerslag in de taal. In de Zeeuwse
dialecten zijn wel wat woorden te vinden die
uit het Latijn zijn overgenomen: aker ('emmer'),
juun ('ui'), kacheltje ('veulen'), enz. Die Romeinse
beïnvloeding duurde enige tijd, voor Zeeland
misschien minder intensief dan voor het iets
zuidelijker Vlaanderen. In die periode liep
Zeeland immers ook wel al eens onder water.
De middeleeuwen
De politieke, culturele en economische centra van
het Nederlandstalige gebied waren in de middel
eeuwen het graafschap Vlaanderen, het hertog
dom Brabant en ook wel het graafschap Holland.
Het Middelnederlands is de verzamelnaam voor
de dialecten die tussen ongeveer 1150 en 1500
werden gesproken en geschreven in het huidige
Nederlandse taalgebied. Een overkoepelende
standaardtaal was er immers nog niet. Binnen
het Middelnederlands worden vaak vijf grote
dialectgroepen onderscheiden: Vlaams/Brabants/
Hollands/Limburgs en oostelijk Middelnederlands.
Eigenlijk vinden we die grote indeling ook nu
nog wel terug in de dialecten, maar daarover
straks meer. Documenten van vóór 1200 zijn er
nauwelijks, omdat de geschreven taal het Latijn
was. De Nederlandse streektalen werden alleen
mondeling doorgegeven. Deze toestand veran
derde met de opkomst en bloei van de steden.
De burgers maakten namelijk gebruik van hun
eigen volkstaal, en dat deden ze niet alleen in
gesprekken maar ook in schriftelijke documenten
zoals wetten en contracten. Vanaf 1300 nam
de politieke eenheid van de Nederlandstalige
gewesten toe. Veel streken werden met elkaar
verenigd tot grotere graafschappen of hertog
dommen, en ook de macht van de steden en
hun burgers werd groter: aangezien de handel
tussen de verschillende steden toenam, waren
er meer contacten met bewoners van andere
streken. In het begin was het dialect met het
hoogste prestige het Vlaams, dan het Brabants,
later het Hollands.
Het ontstaan en de ontwikkeling van de
standaardtaal
Vooral de boekdrukkunst droeg bij aan de ont
wikkeling van een standaard- en schrijftaal.
Vanaf 1450 was men in staat boeken op grotere
schaal te verspreiden en daardoor bereikte men
niet alleen meer lezers in de eigen regio, maar
ook lezers uit andere gebieden. Om zoveel moge
lijk lezers te bereiken, vermeden auteurs het
gebruik van heel streekgebonden woorden die in
andere streken niet bekend waren. De boekdruk
kunst was dus voor de ontwikkeling van een
algemene taal van groot belang.
Een belangrijke ontwikkeling in de Nederlandse taal
is de diftongering (het ontstaan van tweeklanken)
van de ie en de uu tot ei en ui. Dat gebeurde het
eerst in het zuidelijke Brabantse dialect, later ook
in het door de lagere klassen gesproken Hollands.
De doorbraak van de nieuwe tweeklanken
naaT het latere Standaardnederlands is mogelijk
geworden omdat de hogere Hollandse kringen
deze klanken in hun taal overnamen. Over de
diftongering is veel geschreven. De taalkundige
Kloeke verklaart de ontlening uit het taalcontact
tussen Hollandse stedelingen en invloedrijke
Zuidnederlanders die in de 16de eeuw als gevolg
van de religieuze moeilijkheden in Vlaanderen
naar de Hollandse steden geëmigreerd waren.
Door de machtspositie van Holland (en ook
Brabant) konden deze regio's hun taal verspreiden
naar andere gebieden in het Nederlandse taalge
bied; daarom wordt dit verschijnsel de Hollandse
(of Brabantse) expansie genoemd. Sommige
dialectgebieden (zoals delen van Zeeland en
Limburg) bleven echter buiten het bereik van
deze expansie. De oude uu- en /e-klanken bleven
daardoor in Zeeland dus bewaard en dat is nu
nog steeds te horen in de Zeeuwse dialecten.
Deze periode uit de Nederlandse taalgeschiedenis
heeft dus vrij duidelijke sporen achtergelaten in
het hedendaags Nederlands en in de dialecten.
Regionale verscheidenheid
Ondanks een overkoepelende standaardtaal be
staan er in het Nederlandse taalgebied nog altijd
een groot aantal regionale varianten, die sterk
van elkaar kunnen verschillen. De westelijke
dialecten vertonen nog een aantal ingweoonse
124
Zeeuws. Dat bestaat toch niet?