de verloren zoon uit Lucas 15: 11-32, afkomstig
uit alle Nederlandse gewesten. Bevatten de drie
opgenomen Zuid-Bevelandse teksten zes maal
een ik-verdubbeling, voor Walcheren met twee
teksten, beloopt de score maar liefst 14 gevallen.
Voor Schouwen, Tholen en Noord-Beveland
wordt geen verdubbeling aangetroffen. Ook in
de dialectverzameling van dicht en ondicht
uitgegeven door de gebroeders Leopold in 1882,
wordt dit beeld bevestigd. Het werk bevat (voor
wat Zeeland betreft) teksten uit Walcheren en
Schouwen. De Schouwse bijdrage levert géén
voorbeelden van verdubbeling op; de Walcherse
teksten des te meer. In de bijdragen van Pi eter
Louwerse (Oost-Souburg) en Henri Eduard
Beunke (Middelburg Domburg), treffen wij
deze constructie talloze malen aan.'0
Een eeuw later is de situatie nauwelijks anders. Met
uitzondering wellicht van enkele plaatsen op
Tholen lijkt de ik-reduplicatie omstreeks 1985 op
de Noord-Zeeuwse eilanden nauwelijks een rol
te spelen." Anders was dat op Noord-Beveland.
Faasse concludeerde in 1982, op grond van zijn
onderzoek naar de dubbel-ik constructie dat deze
'nog vast verankerd ligt in het Noord-Bevelands'
en, in situaties waarin 'ik' sterk benadrukt wordt,
waarschijnlijk 'nog algemeen gebruikelijk is in
het Noord-Bevelands dialect'. Zijn methode van
onderzoek - het ging uitsluitend om beoorde
lingsvragen van schriftelijk aangeboden zinnen -
is wellicht de oorzaak van deze vrij positieve
conclusie. Hij moet immers toegeven dat 'slechts
enkelen deze constructie boven de "normale"
constructie prefereerden'. Het regioboek voor
Noord-Beveland zwijgt ook in alle talen over
een ik-verdubbeling.12 In het regioboek van
Walcheren staat de ik-reduplicatie in het hoofd
stuk over de persoonlijke voornaamwoorden wél
prominent voorop. Verder geven de verhalen in
deze bundel voorbeelden van het gebruik van
deze constructie.13 En toen de Heemkundige
Kring van Walcheren in 1982 een bundel verha
len van de Meliskerkenaar Jan Vader in het licht
gaf, droeg het boekje de titel: 'k Gaen ik een
stikje schrieve.
'Wij'-verdubbeling
Hadden de berichten uit de negentiende eeuw
uitsluitend betrekking op de verdubbeling van
het persoonlijk voornaamwoord in de eerste per
soon enkelvoud, in een handschrift van het begin
van de twintigste eeuw komt een nieuw element
in zicht. Het is de theoloog Adriaan Steketee die
in zijn Zeeuwseh Idioticon voor Zuid-Beveland
naast de vorm ik bin ik ook melding maakt van
op Zuid-Beveland voorkomende verdubbeling in
de eerste persoon meervoud: wi bin wulder of
me bin wulder.™ Dit is de eerste en tevens de
enige keer dat de 'wij'-verdubbeling voorkomt in
een systematische optekening van de pronomina.
Van het gebruik troffen wij naast enkele vermel
dingen op Schouwen en één op Tholen (1986)15,
inderdaad voorbeelden aan op Zuid-Beveland.
Omstreeks 1960 horen wij sprekers van Rilland en
Kruiningen deze constructie enkele malen bezi
gen op de eerder genoemde geluidsbanden.16 In
het artikel van Dek, over het Kruiningse dialect,
zoekt men overigens tevergeefs naar de vermel
ding van een 'wij'-verdubbeling. Dertig jaar later
wijst dezelfde auteur wél op het verschijnsel.
Oóns doen oöns dat nooit (wij doen dat nooit)
was in 1964 te Kruiningen volgens hem een
gangbare wijze van uitdrukken.17 Met deze voor
beelden is de veronderstelling van Will, dat 'de
kans op verdubbeling boven de Westerschelde
iets groter' zou kunnen zijn 'dan de literatuur
doet vermoeden' in positieve zin bevestigd.
Besluit
Vergelijken wij de situatie op de Zeeuwse eilanden
met die op het (Zeeuws)-Vlaamse vasteland,
dan blijkt het systeem van verdubbeling van het
persoonlijk voornaamwoord daar op het eind van
de twintigste eeuw, voor vrijwel alle vormen van
het pronomen, nog grotendeels intact te zijn.
Wel komt het verschijnsel in het Zeeuwse deel
van Vlaanderen aanmerkelijk minder frequent
voor dan in (Belgisch) Oost- en West-Vlaanderen
en is het in het Land van Axel zelfs volledig
afwezig.
De reduplicatie zoals die nog bekend is op sommige
Zeeuwse eilanden, kan beschouwd worden als
een restverschijnsel.18 Het is immers opmerkelijk
dat het gebied waar dit gebruik nog het meest
voorkomt (of voorkwam), Walcheren en de Beve-
landen, samenvalt met het oude district Zeeland
Bewesten Schelde, dat eeuwenlang de Vlaamse
invloed het meest intensief onderging.19 In de
streektaal laat zich dat tot op heden horen.
Objectvormen in onderwerpspositie
'Ons gaan op reis; hun gaan mee en hem en haar
blijven thuis'. Vertaald naar de diverse Zeeuwse
dialecten levert dat in vele gevallen een gebruike
lijke zin op. Deze objectvormen doen dus dienst
152
Zeeuwse pronomina