Zeeuwen naar Indië
tussen 181 5 en 1940
Ulbe Bosma
promoveerde in 1995 op een proefschrift over de Indische journalist
Karei Zaalberg. Sinds 1997 is hij is als senior onderzoeker
verbonden aan het iisg. Hij is onderzoekscoördinator van het
Sephis-programma dat historisch onderzoek in ontwikkelings
landen stimuleert. Daarnaast verricht hij onderzoek op het
terrein van koloniale en postkoloniale migraties, in het
bijzonder die van en naar de voormalige Nederlandse koloniën.
Zeeland heeft van oudsher een belangrijk aandeel
gehad in de Indië-vaart. De voc-handel is eco
nomisch van grote betekenis geweest voor de
provincie. Toen aan het einde van de achttiende
eeuw de voc hard achteruitliep, liep ook het
Zeeuwse aandeel in de Indië-vaart terug. In de
negentiende en twintigste eeuw bleef het
Zeeuwse aandeel in migratie naar Indië vervol
gens beneden het landelijke gemiddelde. De
verklaring is dat personen die naar Indië gingen
vooral uit een stedelijke omgeving kwamen,
terwijl het belang van de Zeeuwse steden
afnam na de voc-tijd.
Introductie
Sommige Zeeuwen maakten een grote carrière in
Indië. Zo iemand was Jannis Tromp, Ridder in de
Orde van de Nederlandse Leeuw. Hij werd gebo
ren te IJzendijke op 29 maart 1798 als zoon van
Willem Tromp en Elisabeth Leenhouts en vertrok
al op 18-jarige leeftijd naar Indië. Als zijn schip
'Nassau' in 1816 na zo'n drieënhalve maand
varen in Batavia aankomt, hebben de Engelsen
Java net weer teruggegeven aan Nederland. Hij
komt er in een kleine samenleving van Europe
anen en hun als Europeaan erkende afstammelin
gen. Bij elkaar gaat het op Java om niet meer
dan 2800 volwassen mannen, met de vrouwen en
de kinderen erbij hooguit 15.000 zielen. De sterf
te in Batavia aan het begin van de negentiende
eeuw is hoog: van iedere 100 Europese inwoners
overlijden er jaarlijks zestien. Ondanks de steeds
weer verse aanvoer begint de Europese populatie
van deze stad pas vanaf de jaren 1840 te groei
en.' Wie in de tropen weet te overleven, kan snel
carrière maken. In 1819 is Tromp inspecteur van
de waterstaat, in 1826 ingenieur, om uiteindelijk
van 1829 tot 1853 als hoofdingenieur van
's lands civiele gebouwen in Nederlands-lndië op
te treden. Tromp behoort tot de zestig belang
rijkste personen in de kolonie die er bij zijn als
Prins Hendrik in 1837 de eerste steen legt van
Fort Frederik, de latere kazerne van Batavia.' Hij
overlijdt in 1859 in Batavia, op 61-jarige leeftijd.
Tromp maakte een prachtige carrière, waaraan -
zoals dat ging in die dagen - een goed huwelijk,
met alle bijkomende familieconnecties, een
belangrijke bijdrage leverde. Hij trouwde in 1818
met Maria Christina Keuchenius, die zelf in 1792
in Schiedam was geboren. Keuchenius was een
vooraanstaande familie in het negentiende-eeuw-
se Indië en niet alleen daar, maar ook in
Nederland. Jannis Tromp en Maria Keuchenius
kregen twaalf kinderen, van wie er vier in hun
eerste levensjaar overleden. Twee dochters Tromp
trouwden met een ambtenaar, één met een offi
cier, en nog één met een ingenieur. Slechts één
zoon bereikte de volwassen leeftijd, Charles
Christiaan. Deze begon als klerk, maar slaagde in
1856 voor zijn lndologie-opleiding in Delft. Door
middel van deze opleiding kreeg hij toegang tot
het fameuze corps Binnenlands Bestuur. In de
jaren zeventig van de negentiende eeuw bereikte
hij de positie van gouverneur van Celebes.
Van families die het goed gedaan hebben, weten we
veel. Hun levensloop kan men eenvoudig in kaart
brengen, terwijl hun genealogieën tegenwoordig
meestal op het internet staan. Daarmee wil niet
gezegd zijn dat de gegevens over de elites niet
van belang zijn voor de kennis van de geschiede
nis van de Zeeuwse migratie naar Indië. De
Nederlandse elite was namelijk meer dan evenre
dig vertegenwoordigd onder de Indiëgangers. Tot
in de jaren zeventig van de negentiende eeuw
kwamen eenvoudige Nederlanders niet zo maar
Indië binnen. De koloniale autoriteiten waren
namelijk beducht voor blanke landlopers die last
konden geven met de inheemse bevolking.3 De
wel aanwezige 'arme Europeanen' waren meestal
soldaten die in de Indische garnizoenen verble
ven, een categorie waarover inmiddels al redelijk
veel bekend is, dankzij de publicaties van Martin
Bossenbroek, met name door zijn boek Volk voor
Indië:'
Verreweg de meeste Zeeuwse Indiëgangers in de
negentiende eeuw waren net als de andere
Nederlanders militair en van eenvoudige komaf.
Van hun levenslopen en hun sociale achtergron
den wisten we tot nog toe weinig tot niets,
Zeeuwen naar Indië
9