waren! De Tweede Kamer telde altijd enkele
Joodse leden, oplopend tot vijf. Ministers waren
er tussen de jaren 1860 en 1910 alleen de
genoemde twee. Laten wij ook Aletta Jacobs niet
vergeten! Burgemeesters, commissarissen des
Konings (der Koningin), ambassadeurs en hoge
militairen van Joodsen bloede ontbraken. Wel
zagen wij al vroeg een enkele Jood in de rechter
lijke macht, inclusief de Hoge Raad. Van dat col
lege (waaronder begrepen het college van
Procureur-Gen. en Advocaten-Gen.) heeft een
relatief aanzienlijk aantal Joden deel uitgemaakt,
van wie er één, zoals bekend, ook president is
geweest: L.E. Visser (benoemd tot president in
1939).J
Hoogleraren: Van Deen (1858, medicus), Goudsmit
(1859, jurist), T.M.C. Asser (1862, jurist), Stokvis
(1874, medicus), Oppenheim (1893, jurist; 1907
RvS), Josephus Jitta (1894, jurist; 1913 RvS).
Vrije beroepen: natuurlijk veel artsen en advocaten;
ook in de perswereld: de oprichters van het Alg.
Handelsblad (de reeds vermelde Lipman), latere
hoofdredacteuren (Polak, Kalff).
Schrijvers: Heijermans, Querido, Jacob Israël De
Haan en zijn zuster Carry van Bruggen, Herman
de Man (ps. Hamburger)
Toneel en amusement: Esther de Boer-van Rijk, Louis
de Vries, Eduard Jacobs, Louis Davids.
Beeldende kunst: Isaac en Jozef Israels, Mendes da
Costa, Monnickendam, (later:) Paul Citroen, Fré
Cohen.
Muziek: (tallozen!) Sem Dresden, Jo Juda, Rosa
Spier, Max Tak, Oskar Back.
Aan de emancipatie, acculturatie en integratie kregen
na 1870 ook de lagere sociale lagen deel. Dit
alles ging gepaard met een aanzienlijke ontkerke
lijking. Voor velen was het Jodendom niet meer
dan een sociaal milieu, het aantal '3-daags-
Joden' nam sterk toe. Opmerkelijk genoeg was de
assimilatie in dit tijdvak nog beperkt: weinigen
gingen over tot het christendom, gemengde
huwelijken waren zeldzaam.
Intussen was de sociaal-economische positie van de
Joden wel verbeterd, maar deze bleef achter bij
die van de niet-Joodse bevolking. We komen
Joden tegen in praktisch alle beroepsgroepen.
Niettemin waren de vertrouwde beroepen nog
steeds vooral: straat- en markthandel, handel in
textiel, vee e.d., winkelnering en kleine ambach
ten. Ondervertegenwoordiging was er bijvoor
beeld in de landbouw en (in geringe mate) de
industrie (met uitzondering van de diamant
industrie), oververtegenwoordiging in de intellec
tuele beroepen (in 1930: 2,6°/o tegen 1,7%
Nederlanders). Kijken we naar die groep acade
mici, dan blijkt van ondervertegenwoordiging
sprake bij o.a. de studies landbouw en technische
wetenschappen, oververtegenwoordiging bij
medicijnen, tandheelkunde, rechten en economie.
In de georganiseerde vakbeweging zijn Joden vanaf
het begin actief geweest - de eerste vakbond was
zelfs de 'Joodse' andb van Henri Polak (1894),
'Nederlander onder de Nederlanders, Jood onder
de Joden'.
Niet zonder slag of stoot
De onvermijdelijke gezel van de integratie van
Joden - het antisemitisme - heeft in Nederland,
we weten het, nooit echt wortel geschoten. Dat
wil niet zeggen dat het verschijnsel hier te lande
onbekend is. We kennen het in de anti-judaïsti-
sche vorm, uit katholieke en protestants-christe
lijke hoek (Abraham Kuyper!) en we hebben de
sociale variant ('risjes'; voor Joden gesloten ver
enigingen, weren van Joden uit bepaalde functies
bij de overheid of het bedrijfsleven). Zoals bij
voorbeeld de liberale voorman Kappeyne van de
Coppello die van 1879-1891 de verkiezing van
Wertheim tot lid van de Tweede Kamer verhin
derde. Toen deze eenmaal was gekozen en hem
werd te verstaan gegeven dat hij dankbaar mocht
zijn voor de gastvrijheid van het christelijke
Nederland tegenover de Joden, antwoordde
Wertheim: 'lk zit niet in de Staten-Generaal als
Jood, noch voor de Joden. Gij en ik zijn beiden
staatsburgers met gelijke rechten en plichten.'
Die vormen bestonden en bestaan dus ook in
Nederland. Maar stelselmatige of virulente pro
porties, die voor het apart zetten van Joden zor
gen, heeft geen van beide ooit aangenomen. En
het politieke, discriminerende antisemitisme is in
Nederland altijd onbekend geweest. Tot 1940,
wel te verstaan: in de Tweede Wereldoorlog zijn
de Nazi-bezetters er immers wonderwel in
geslaagd een wig te drijven tussen de Joden en
de andere Nederlanders en het zo mogelijk te
maken dat velen van die andere Nederlanders
toelieten de Joden als een aparte groep te
beschouwen, voor wie vervolgens niet dezelfde
78
De integratie van Joden na 1796