Kanttekeningen bij deze integratie -
eigen ervaringen tijdens wo 11
M. Gelber B.Sc.
vestigde zich in 1951 in Israël, studeerde vervolgens in de
V.5. en werkte nadien in Israël, Nederland, Rusland
en de Oekraïne. Na terugkeer in 1994 bekleedde hij
vele bestuursfuncties in Joods Nederland.
Als vervolg op de twee voorgaande artikelen die de
eerdere perioden in de geschiedenis van de
Joodse gemeenschap in Nederland de revue
hebben doen passeren is mijn uitgangspunt het
jaar 1940.
Het thema is integratie en emancipatie en het
slagen daarvan. Volgens de heer Numann is de
integratie van de joden in de Nederlandse
samenleving, hoewel dat iets van 200 jaar heeft
geduurd, succesvol afgesloten. Dat moge zo zijn
maar ik wil toch een aantal kanttekeningen bij
deze uitspraak aanbrengen, vooral als ik kijk
naar de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog.
De Joodse gemeenschap die zogenaamd deel
uitmaakte van die samenleving als geëmanci
peerde en geïntegreerde Nederlanders heeft dit
helaas anders moeten ervaren.
In de eerste oorlogsdagen van mei 1940 heeft
Koningin Wilhelmina met haar ministers en
hoogwaardigheidsbekleders het land verlaten.
Door hun vertrek is er in Nederland een groot
vacuüm ontstaan. Het land viel volledig bestuur-
loos in de handen van de bezetters. Dit creëerde
een situatie die sterk afweek van alle andere
bezette gebieden waar in de meeste gevallen,
zoals in Denemarken, Noorwegen, België en
Frankrijk wel een bestuur aanwezig was die de
functies van een plaatselijke regering konden ver
vullen. Dit was dus in Nederland niet het geval.
De Duitse bezetter zag zeer snel wat de moge
lijkheden waren en nam onmiddellijk zijn kans
waar met het benoemen van een Duits bestuur
onder leiding van Seyss-lnquart. Nederland ging
dus al snel gebukt onder een Duits administratief
bewind tegelijkertijd met een militaire bezetting.
Wat betekende de nieuwe situatie voor het eerder
genoemde Joodse geïntegreerde bevolkingsdeel?
De Duitsers waren uitstekend voorbereid en wisten
precies wat ze van plan waren. Zij stippelden hun
beleid uit volgens de rassenwetten van Neurenberg
en de al toegepaste systematiek van jodenvervol
ging in Duitsland en Polen. In de kortste keren
werden maatregelen getroffen en een groot aantal
wetten en voorschriften uitgevaardigd.
Een van de eerste maatregelen betrof alle Joden die
op een of andere manier in overheidsdienst
waren. Alle medewerkers die bij de staat, provin
cie of de gemeente in dienst waren werden met
onmiddellijke ingang ontslagen. Dit zette rech
ters, professoren, wetenschappers, maar ook vuil
nismannen, politieagenten, douaniers etc. op
straat. Ze moesten zelf maar zien hoe ze met
eigen kleine of zelfstandige bedrijfjes of bij
Joodse bedrijven aan de kost konden komen.
Direct daarna volgde de volledige registratie van
alle Joden en de zogenaamde half-Joden en
andere categorieën, geclassificeerd volgens de
wetten van Neurenberg. De Duitsers hadden
ondertussen een Joodse Raad geformeerd van
prominente Joodse leiders die voor de Duitsers de
contacten moesten onderhouden tussen de
Joodse gemeenschap, de Nederlandse overheid en
de Duitse autoriteiten. Zij moesten tevens de
getroffen maatregelen en afgekondigde decreten
ten uitvoer brengen. Dit gebeurde allemaal bin
nen een jaar na de bezetting.
Gedurende deze periode werd het verboden een niet-
Joodse school te bezoeken. Dit betekende voor
alle Joodse kinderen en studenten dat ze van
school af moesten en naar nieuwe speciaal voor
dat doel opgerichte Joodse scholen moesten
gaan. Dergelijke scholen bestonden uitsluitend
in de grote steden wat inhield dat veel kinde
ren überhaupt geen school meer konden
bezoeken.
In mei 1942 werd de zogenaamde Jodenster inge
voerd. Alle Joden die waren geregistreerd door de
Joodse Raad en ouder waren dan 6 jaar moesten
altijd een ster op hun bovenkleding dragen. Na
betaling kreeg men een beperkt aantal van deze
sterren. Men moest bovendien alle financiële
middelen en kostbaarheden inleveren bij de
onder Duits toezicht staande roofbank Lippmann
en Rosenthal.
Grote groepen Joden moesten verhuizen van het
kustgebied naar de binnenlanden en van kleinere
plaatsen naar de grote stad. Er werden speciale
wijken ingericht hoofdzakelijk, zoniet exclusief
bewoond door Joden.
80
Kanttekeningen bij deze integratie