Zeeland 16.1
("dit is 't quaetste gespuis van folck, dat er ut-
compt", noemde hij hen botweg'). De pasja deelde
hem echter fijntjes mee dat de overige Nederlan
ders verkocht waren aan particulieren en over
iemand anders eigendom had hij geen zeggen
schap. Ondanks de gedeeltelijke mislukking van
Gerritsz gezantschap, waren de Staten-Generaal te
vreden. Er was een diplomatieke lijn geopend met
één van de belangrijkste Noord-Afrikaanse steden
en dat was belangrijker dan de tijdelijke frustraties
van een enkele afgezant."
Nog jaren later werd in het diplomatieke ver
keer met Algiers aan de gebeurtenissen in Sluis ge
refereerd. In 1622 instrueerden de Staten-Generaal
hun ambassadeur Cornelis Pijnacker om ten over
staan van de Algerijnse bestuurders erop te 'alle-
g'eeren, dat eenige jaeren geleden, naer 't veroveren
van de stadt Sluys uyt handen van de
Spangaerden, H[unne] H[oge] M[ogenden] wel om
trent vierhonderd Turcken ende andere slaeven, die
aldaer opte Spaensche galeyen hadden g'eseten,
vrijgegeven ende g'erelaxeert hebben, latende de-
selve naer hun vaderlandt keeren'.5
Contacten met Tunis
nen uit Sluis om zich ook daar van hun beste kant
te laten zien. Zoals we hierboven zagen, hadden zij
"de Groote Heere ende Zijne Keysjerlijke] Ma[jes-
tei]t" Ahmed reeds een paar weken na de vrijlating
in 1604 gewezen op de wederzijdse belangen in de
strijd tegen de "gemeenen [gemeenschappelijke]
vyant".7 Ofschoon een onmiddellijk Turks antwoord
uitbleef, moet de sultan wel op de hoogte zijn ge
weest van de vrijlating van de slaven in Sluis, zo
wel via zijn bestuurders in Tunis en Algiers als via
zijn gezant Moestafa Ag'ha. Deze reisde op diplo
matieke missie van Noord-Afrika naar Frankrijk en
Engeland. Daar bedankte hij 'seer van sijns wegen
den prince Maurits, ende de staten van soo veel
Turcksche slaven tot Sluys verlost te hebben over
twee jaer'. Merkwaardig genoeg bracht hij niet een
bezoek aan de Republiek (aanwijzingen daartoe
De bevrijding van de slaven te Sluis leidde tot nog
meer officiële contacten in de islamitische wereld.
Het is mogelijk dat een aantal van hen afkomstig
was uit Tunesië. Ook deze stad leefde van de zes
tiende tot achttiende eeuw goeddeels van de kaap
vaart; de omvang was echter veel minder groot dan
Algiers.
Woedende reacties over de gevang'enname van
de "Franse groep" werden, behalve uit Algiers, met
name uit Tunis gemeld. Het was ook in deze stad
waar namens de Staten-Generaal bevelvoerder Jan
Wendelsen in 1630 (een generatie later!) nog maar
weer eens het verhaal van de bevrijding naar bo
ven haalde, opnieuw om de stad ten opzichte van
de Nederlanders tot een toegeeflijker houding te
bewegen. Dit gezegd zijnde, er zijn geen expliciete
aanwijzingen voor een terugkeer van "Sluis-
Tunesische" slaven, laat staan dat dit geleid zou
hebben tot relaties op formeel niveau als in
Marokko en Algiers.6
Diplomatiek verkeer met het Turkse hof
Duidelijker zijn de contacten met het hof te Istan-
boel. De Staten-Generaal gebruikten de gevang'e-
Het eerste binnenhof van het Topkapi paleis te Istanboel, het zo
genoemde Janitsarenhof, miniatuur, 16e eeuw (Topkapi-museum,
Istanboel) Uit: N. Barber, De sultans, Bussum 1975,10.
Oude relaties
13