Optocht van de sultan en zijn lijfwacht, vermoedelijk Ahmed I, gravure van Antonio Tempesta, ca. 1600. Uit: N. Barber, De sul tans, Bussum 1975,66. ontbreken althans); een rechtstreeks diplomatiek contact was er in deze periode niet dus.® In hetzelfde jaar, 1607, presenteerde de Republiek zich als g'rote mogendheid door bij Cadiz met overmacht de Spaanse vloot te verslaan. De overwinning maakte in het Middellandse- Zeegebied grote indruk. Toen bovendien het aantal Nederlandse schepen in de mediterrane wateren ge staag toenam en een nieuwe machtige bondgenoot zinvol was in de strijd tegen zowel Spanje als Oostenrijk (beide hadden een Habsburger op de troon), vond Istanboel het in 1610 tijd om contact te zoeken. Een bondgenoot in het westen zou bo vendien de strijd aan de oostelijke grenzen tegen Perzië kunnen verlichten. Opnieuw werd de vrijla ting te Sluis in 1604 aangegrepen om de relaties wat op te warmen. De eerste stap werd gezet door een van de machtigste Turkse bestuurders, de kupudan-i derya (admiraal ter zee) Khalil Pasja. Een brief aan prins Maurits en de Staten-Generaal, gedateerd 14 juli 1610 ("in 't laetst van 't jaar 1019 nae de reeckeningh van de propheet Machomet" - klaarblijkelijk foutief gedateerd of vertaald), bevat zowel een uitnodiging: samenwerking tegen Spanje, als een belofte: vrijhandel. Een markante passage in de brief verwijst naar Sluis waar, vol gens de Nederlandse vertaling van het geschrift, 'bij u genomen sijn de g'aleyen van Spang'iën ende [waarop u] hebt vrijghelaten de Mooren die daerop [daarvoor] slaven waren ende ick, u vrient, hebbe dit ghedacht [overwogen] ende den koningh doen weten uwe daden'.'1 De in Istanboel woonachtige Zuid-Nederlandse goudsmid Jacob Gijsbrechtsz, die de brief namens de "capitein bassa" overbracht was zelfs nog iets explicieter: 'de genade ende weldaet, die Zijne Princelijke Excellentie ende Uwen Edelen [Maurits en de Staten-Generaal] hebben bewesen aan hunne musselmannen, die zij in hun gewelt [macht] hadden in 't veroveren van de stad Sluys, die al[len] slaven waren ende [die] moesten blijven, soo [indien de Nederlandse bestuurders] die niet hadden vrijgelaten' heeft 'den Turcksche keyser'f..) seer aengenaem gehadt te verneemen'.10 De Staten-Generaal hadden wel oren naar een permanente vertegenwoordiging in Turkije, maar reageerden nogal langzaam. Begrijpelijk, want een jaar eerder hadden zij met Spanje een wapenstil standsovereenkomst gesloten; nood aan een nieuwe bondgenoot was er dus niet. Pas na een resolutie van de Staten van Holland, die bezorgd waren om hun gevangenen in "Agril, Tunis ende andere quartieren ende plaetsen van Turckiën", zet ten ze spoed achter de missie. In de Hollandse reso lutie werd voor de zoveelste keer verwezen naar de slaven die de 'heeren staten in 't jaer 1600 ende viere tot haren costen gecleet ende geprovideert' hadden. En om elk misverstand te vermijden: be doeld werd de Turkse 'ondersaeten, die sij niette veroveringe van Sluys becommen hadden, [die zij] in groot getal, ende sonder rantsoen [losgeld] te betalen, (...)[naar] huys gesonden hebben'. De Staten-Generaal benoemden daarop enkele maan den later, in augustus 1611, de bekwame Cornelis Hag'a tot ambassadeur." Een laatste opvallend bericht over Turkije en de Sluise gevangenen dateert van vijfjaar later. In april-mei 1616 bracht de Hollandse koopman Pieter van den Broecke een bezoek aan San'a, de hoofd stad van Jemen (in het zuidwesten van het Arabisch Schiereiland). Hij hoopte van de Turkse pasja Hasem Ag'ha toestemming' te krijgen om han del te drijven. Tot zijn niet geringe verbazing woonde in die hoog in het gebergte gelegen, oog verblindende oosterse stad iemand, die goed op de hoogte was van een door groene, sappige polders omringde Vlaams-Nederlandse stad: Toen 'ick op de wallen [van het Turkse paleisfort] stondt, blies onsen trompeter het deuntien van Willemus van Nassouwen bin ick van duytssen bloodt, [en] quam d[a]er een Turck, die mij bij den arm trockende, in Itallians vrachden [vroeg], off [toen] wij het fort al in hadden [waren], dat wij onssen prins zijn deun- 14 Oude relaties

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2007 | | pagina 15